ECLI:NL:GHAMS:2020:2198

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
23-003357-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Albanië en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten. De tenlastelegging betrof het telen van ongeveer 610 hennepplanten in een woning te Hoorn op 5 juni 2019. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een volledige uitspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De verdachte is schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een geldboete van € 750,00 geëist, te vervangen door 15 dagen hechtenis bij gebreke van betaling.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een zwaardere straf rechtvaardigen. De verdachte heeft bijgedragen aan de illegale handel in softdrugs, wat vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Daarom heeft het hof besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren op te leggen, naast de geldboete van € 750,00. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de geldboete. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters van de meervoudige strafkamer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003357-19
datum uitspraak: 14 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-137411-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1976,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan [adres] te Hoorn) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 610 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juni 2019 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt (in een woning aan [adres]) een groot aantal hennepplanten
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de door de advocaat-generaal gevorderde straf op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in Albanië woont, werk heeft en in staat is een geldboete te betalen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, als hennepknipper, samen met anderen schuldig gemaakt aan het bewerken van een grote hoeveelheid hennep(planten). Hennep is een softdrug die bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de verhandeling en het gebruik van softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen gemoeid zijn en dat deze niet zelden gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit, zoals geweld, bedreigingen, verboden wapenbezit en ripdeals. Het verlenen van medewerking aan dergelijke handel, op welke wijze dan ook, is derhalve laakbaar.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van (alleen) een geldboete, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Vanuit een oogpunt van generale en speciale preventie doet een dergelijke straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit en draagt deze onvoldoende bij aan de afschrikkende werking die van een straf dient uit te gaan. Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]