ECLI:NL:GHAMS:2020:2190
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake huurgeschil tussen huurder en makelaarskantoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat door [appellant] is ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. [appellant] huurt sinds 1 augustus 2005 een woning van Recourt Makelaars V.O.F. en is sinds 2019 gedetineerd. De broer van [appellant] woont momenteel in de gehuurde woning. De kantonrechter heeft op 31 januari 2020 de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Tegen dit vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
In het kort geding heeft [appellant] primair gevorderd de executie van het vonnis van 31 januari 2020 te schorsen totdat in hoger beroep is beslist, en subsidiair om een termijn van zes maanden te krijgen voor de ontruiming. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de ontruiming niet mag plaatsvinden tot drie maanden na het vonnis, mits [appellant] in die periode de huur betaalt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof heeft in het incident geoordeeld dat [appellant] geen belang heeft bij de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging, omdat het bestreden vonnis geen veroordeling bevat die door Recourt kan worden uitgevoerd. De incidentele vordering van [appellant] is afgewezen. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door Recourt.