ECLI:NL:GHAMS:2020:2189

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
200.274.486/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake Sushi One V.O.F. tegen Norbu Sando

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat Sushi One V.O.F. en haar vennoten ([vennoot 1] en [vennoot 2]) hebben ingesteld tegen Norbu Sando. De appellanten zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 15 januari 2020 is gewezen. In dat vonnis werd Sushi One c.s. veroordeeld tot betaling van achterstallig loon aan [geïntimeerde], die als kok bij Sushi One werkzaam was. De kantonrechter had de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, met een veroordeling tot betaling van loon, wettelijke verhoging en rente, en had het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Sushi One c.s. hebben in hun appeldagvaarding grieven ingediend en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis ingediend. Zij stellen dat [geïntimeerde] zich schuldig maakt aan misbruik van executiebevoegdheid en dat het bestreden vonnis feitelijke en juridische misslagen bevat. Sushi One c.s. betogen dat [geïntimeerde] niet aan zijn stel- en substantiëringsplicht heeft voldaan en dat hij niet de waarheid heeft verteld. Bovendien vrezen zij dat [geïntimeerde] niet in staat zal zijn om de ontvangen bedragen terug te betalen.

Het hof heeft de incidentele vordering van Sushi One c.s. afgewezen. Het hof oordeelt dat er geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van het uitgangspunt van uitvoerbaarheid bij voorraad wordt afgeweken. De stellingen van Sushi One c.s. over een vooropgezet plan van [geïntimeerde] en het restitutierisico zijn onvoldoende onderbouwd. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad van partijen, en de beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.274.486/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8217064 KK EXPL 19-1188
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 augustus 2020
inzake

1.SUSHI ONE V.O.F.,

gevestigd te Amsterdam,
2. [vennoot 1],
wonende te [woonplaats] ,
3. [vennoot 2],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. E.M. Bosscher te Amsterdam,
tegen
Norbu Sando [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. Th.J.A. Winnubst te ’s-Hertogenbosch.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Sushi One c.s. (afzonderlijk Sushi One, [vennoot 1] en [vennoot 2] ) respectievelijk [geïntimeerde] genoemd.
Sushi One c.s. zijn bij dagvaarding van 11 februari 2020 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 15 januari 2020, onder voormeld zaaknummer in kort geding gewezen tussen Sushi One c.s. als gedaagden en [geïntimeerde] als eiser.
De appeldagvaarding, met producties, bevat de grieven en een incidentele vordering strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis op de voet van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In de hoofdzaak vorderen Sushi One c.s. vernietiging van het bestreden vonnis en het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] , met kosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. Op de eerst dienende dag hebben Sushi One c.s. overeenkomstig voormeld exploot geconcludeerd en genoemde producties in het geding gebracht.
[geïntimeerde] heeft vervolgens zowel in de hoofdzaak als in het incident geantwoord, zulks onder overlegging van producties, en geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Sushi One c.s. in de proceskosten van dit incident.
Vervolgens is in het incident arrest gevraagd.

2.Beoordeling in het incident

2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende.
(i) Sushi One exploiteert een gelijknamig afhaalrestaurant van Japanse maaltijden, gevestigd aan de [adres] . Sushi One heeft vanaf 6 september 2019 als beherende vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] , daarvoor waren dat [X] en [Y] , die hun onderneming op genoemde datum aan [vennoot 1] en [vennoot 2] hebben verkocht. Volgens Sushi One c.s. was [geïntimeerde] voordien in feite ook beherend vennoot van (de oude) Sushi One.
(ii) [geïntimeerde] heeft vanaf oktober 2018 als kok werkzaamheden verricht bij restaurant Sushi One. Hij ontving over de maanden oktober 2018 tot maart 2019 en daarna vanaf april 2019 maandelijks een bedrag van € 1.500,- onder vermelding van ‘salaris’.
(iii) [geïntimeerde] heeft na 6 september 2019 – met uitzondering van twee (na)betalingen op 30 oktober 2019 – geen gelden meer van Sushi One ontvangen.
(iv) Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter op vordering van [geïntimeerde] Sushi One c.s. in kort geding veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot een maximum van 25% over het te laat betaalde loon en de wettelijke rente. Daarnaast heeft de kantonrechter Sushi One c.s. veroordeeld in de kosten van het geding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het anders of meer gevorderde is afgewezen.
2.2
De gronden die Sushi One c.s. aan de incidentele vordering ex artikel 351 Rv ten grondslag hebben gelegd bestaan uit de volgende stellingen. Indien [geïntimeerde] overgaat tot executie van het bestreden vonnis, zal hij zich schuldig maken aan misbruik van executiebevoegdheid. Volgens Sushi One c.s. bevat het bestreden vonnis feitelijke en juridische misslagen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] niet aan zijn stel- en substantiëringsplicht voldaan en heeft hij niet de waarheid verteld, aldus Sushi One c.s. Zij stellen voorts dat mogelijk sprake is geweest van een vooropgezet plan van [geïntimeerde] om zijn loonkosten op Sushi One c.s. af te wentelen, aangezien [geïntimeerde] uitsluitend op papier maar nimmer feitelijk werknemer van Sushi One is geweest. Teneinde de waarheid aan het licht te kunnen brengen dienen getuigen te worden gehoord. Bovendien vrezen Sushi One c.s. geconfronteerd te worden met de omstandigheid dat [geïntimeerde] niet in staat zal zijn de uit hoofde van het bestreden vonnis door hem ontvangen bedragen aan hen terug te betalen wegens een gebrek aan baten en verhaalsmogelijkheden. Tenslotte stellen Sushi One c.s. dat [geïntimeerde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om de uitkomst van het geding in hoger beroep niet af te wachten. Het belang van [geïntimeerde] bij een spoedige tenuitvoerlegging dient in dezen te wijken voor hun belangen bij handhaving van de bestaande toestand, aldus steeds Sushi One c.s.
2.3
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd, op gronden die hierna, voor zover nodig, zullen worden weergegeven.
2.4
Bij de beoordeling van de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, waarin over de uitvoerbaarheid bij voorraad ongemotiveerd is beslist, stelt het hof het volgende voorop (vgl. HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
2.5
Voor zover Sushi One c.s. de onderhavige incidentele vordering baseren op inhoudelijke bezwaren tegen het bestreden vonnis, heeft te gelden dat het hof in het kader van dit incident niet op die bezwaren kan ingaan en dat thans op het oordeel in de hoofdzaak niet kan worden vooruitgelopen. Voorts is niet gebleken dat het bestreden vonnis op een kennelijke – feitelijke of juridische – misslag berust. De kennelijk door [geïntimeerde] bestreden stelling van Sushi One c.s. dat sprake is van een vooropgezet plan om de loonkosten van [geïntimeerde] op Sushi One c.s. te kunnen afwentelen, is thans onvoldoende aannemelijk en zal pas in de hoofdzaak kunnen worden onderzocht. Voor zover Sushi One c.s. tevens een beroep doen op de afwezigheid van een in redelijkheid te respecteren belang van [geïntimeerde] bij tenuitvoerlegging, acht het hof die stelling onvoldoende toegelicht, mede in aanmerking genomen dat een belang bij tenuitvoerlegging van een vonnis waarbij een geldvordering is toegewezen in beginsel wordt verondersteld. Ook voor het overige hebben Sushi One c.s. niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er omstandigheden zijn die meebrengen dat hun belangen bij behoud van de bestaande situatie zolang niet op het hoger beroep is beslist, zwaarder wegen dan het belang van [geïntimeerde] bij de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de stelling van Sushi One c.s. dat sprake is van een restitutierisico wegens een gebrek aan baten en verhaalsmogelijkheden aan de zijde van [geïntimeerde] onvoldoende is toegelicht en daarmee onvoldoende concreet is. Op grond van dit een en ander oordeelt het hof dat er geen omstandigheden zijn die kunnen rechtvaardigen dat van het hiervoor onder 2.4 opgenomen uitgangspunt wordt afgeweken, zodat de incidentele vordering van Sushi One c.s. tot schorsing van de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.
2.6
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.7
Omdat in de hoofdzaak al van antwoord is gediend, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor beraad partijen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vorderingen van Sushi One c.s. af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan totdat in de hoofdzaak eindarrest zal worden gewezen;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 11 augustus 2020 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, D. Kingma en E.M. Polak en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020.