Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
;
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vrouw om wijziging van de afgesproken kinderbijdrage en partneralimentatie na de echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Noord-Holland aangevochten, waarin haar verzoeken om de kinderalimentatie te verhogen en partneralimentatie vast te stellen, waren afgewezen. De vrouw stelde dat de gemaakte afspraken in de vaststellingsovereenkomst haar geen leefbare uitkomst boden en dat zij onder valse voorwendselen had afgezien van partneralimentatie. De man, verweerder in hoger beroep, voerde aan dat hij zich aan de afspraken hield en dat de vrouw niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de alimentatie zouden rechtvaardigen. Het hof overwoog dat de vrouw niet had aangetoond dat de man niet voldeed aan de wettelijke maatstaven voor kinderalimentatie en dat de gemaakte afspraken in de vaststellingsovereenkomst bindend waren. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en veroordeelde de vrouw in de proceskosten van het hoger beroep.