ECLI:NL:GHAMS:2020:2160

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
200.273.761/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen in het kader van gezagskwesties en psychische problematiek van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [kind A] en [kind B]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder verzocht om de verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, terwijl de GI (De Jeugd- & Gezinsbeschermers Noord-Holland) de verlenging had aangevraagd. De kinderen stonden sinds 24 november 2017 onder toezicht van de GI, en de ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 24 november 2019. De moeder stelde dat de kinderen goed opgroeiden in een stabiele omgeving en dat er geen gronden waren voor verlenging van de ondertoezichtstelling, terwijl de GI betoogde dat de verlenging noodzakelijk was om contact tussen de kinderen en de vader te waarborgen.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader lijdt aan een bipolaire stoornis en manie met psychotische trekken, wat zijn rol als ouder bemoeilijkt. De communicatie tussen de ouders is sinds hun scheiding in 2013 problematisch, en de kinderen lijken beïnvloed te worden door de moeder in hun relatie met de vader. Het hof concludeert dat er een reële dreiging is voor de ontwikkeling van de kinderen door de verstoorde relatie tussen de ouders en de psychische problematiek van de vader. Het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van hulpverlening en begeleiding voor zowel de vader als de kinderen, en stelt doelen vast voor de ondertoezichtstelling, waaronder het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en het ondersteunen van de vader in zijn ouderrol. De zaak illustreert de complexe dynamiek van gezagskwesties in het kader van psychische problematiek en de impact daarvan op de ontwikkeling van minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.273.761/01
zaaknummer rechtbank: C/15/294391 / JU RK 19/1899
beschikking van de meervoudige kamer van 21 juli 2020 inzake
[de moeder],
volgens het uittreksel Basisregistratie Personen genaamd: [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Rahimzadeh te Amsterdam,
en
De Jeugd- & Gezinsbeschermers Noord-Holland,
gevestigd te Amsterdam, locatie Haarlem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader);
- [kind A] (hierna te noemen: [kind A] );
- [kind B] (hierna te noemen: [kind B] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 7 november 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 7 februari 2020 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 7 november 2019.
2.2
De GI heeft op 9 maart 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
De voorzitter heeft direct voorafgaand aan de zitting met [kind A] gesproken, en op de zitting, samengevat, verslag gedaan van het besprokene.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 18 mei 2020 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdbeschermer;
- de vader;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [kind A] , [in] 2007 te [geboorteplaats] (Duitsland);
- [kind B] , [in] 2009 te [geboorteplaats] (Duitsland) (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
De vader heeft de diagnose manie met psychotische trekken en een bipolaire stoornis. Hij is meerdere keren opgenomen geweest. Hij gebruikt voorgeschreven medicatie.
3.3
De kinderen staan sinds 24 november 2017 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 24 november 2019.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd met ingang van 24 november 2019 tot 24 november 2020.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, primair het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, subsidiair de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling te beperken tot maximaal drie maanden, te weten tot uiterlijk 24 februari 2020, en meer subsidiair deze te beperken tot maximaal zes maanden, te weten tot uiterlijk 24 mei 2020, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten.
4.3
De GI verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 260, eerste lid, in verband met artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De moeder stelt - samengevat - dat er geen gronden zijn tot (verlenging van de) ondertoezichtstelling. Het gaat goed met de kinderen. Ze groeien op in een stabiele leefomgeving, doen het goed op school en hebben geen last van de “gebrekkige” communicatie tussen de ouders. Daarnaast werkt de moeder mee aan hulpverlening en staat zij positief tegenover begeleide omgang in het vrijwillig kader. Verder valt niet te verwachten dat de vader binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn, in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De vader heeft een verleden met psychotische episodes en de laatste weken c.q. maanden gaat het slechter met hem. Hij dient aan zichzelf te werken en aan zijn rol als gezaghebbende ouder. Gelet op al deze omstandigheden dient geen verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen plaats te vinden, aldus de moeder.
5.3
De GI stelt – samengevat – dat de (verlenging van de) ondertoezichtstelling noodzakelijk is om contactbehoud tussen de vader en de kinderen te garanderen. De moeder geeft geen emotionele toestemming aan de kinderen voor contact met de vader en wil niet dat zij bij hem thuis komen. Daarnaast staat zij niet wezenlijk open voor gesprekken met de GI en geeft zij geen toestemming voor deelname van de kinderen aan een KOPP training. Die training is wenselijk om de kinderen sterker te maken in het contact met de vader met als doel dat zij op termijn onbegeleid contact met hem durven te hebben. In stabiele staat wordt de vader, zij het met benodigde hulp vanuit de GI, in staat geacht zijn rol als gezaghebbende ouder op te pakken. Verbetering van de communicatie tussen partijen ligt niet (meer) in de lijn der verwachting, aldus de GI.
5.4
De raad heeft ter zitting geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5.5
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de communicatie tussen partijen sinds hun uiteengaan in 2013 moeizaam verloopt en zij sinds enige tijd in het geheel niet meer met elkaar communiceren. Het hof overweegt voorts dat de vader in het verleden drie maal een psychose heeft gehad in verband waarmee hij meerdere keren opgenomen is geweest. De vader heeft de diagnose manie met psychotische trekken en een bipolaire stoornis en staat onder behandeling bij Parnassia. Blijkens een aan de GI gerichte brief van zijn behandelaar, mevrouw L. Terra, van 4 maart 2020 werkt hij goed mee aan zijn behandeling, neemt hij zijn inmiddels goed ingestelde medicatie adequaat in en volgt hij adviezen op. Hij heeft een goed ziektebesef en ziekte-inzicht waardoor de kans op snelle ontregeling zeer klein is. Naast het werk en dagstructuur is het contact met de kinderen voor hem versterkend in zijn herstelproces, aldus zijn behandelaar. (Mede) als gevolg van de verstoorde relatie tussen de ouders en de psychische problematiek van de vader is de omgang tussen hem en de kinderen in de afgelopen jaren onder druk komen te staan. De kinderen staan sinds 2017 onder toezicht van de GI. Sindsdien is niet veel vooruitgang geboekt. Zo is hulpverlening van Safe voor de kinderen door de moeder voortijdig stopgezet en heeft de vader vooralsnog zijn ouderrol niet opgepakt. De kinderen geven wisselende signalen af over het contact met hun vader en lijken hierbij beïnvloed te worden door hun moeder. Daarnaast is gebleken dat de kinderen (en de moeder) geen netwerk hebben in Nederland en geen, althans nauwelijks sociale activiteiten ondernemen.
5.6
Het hof is van oordeel dat er blijkens het voorgaande voldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat er een reële dreiging is voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen worden geconfronteerd met de ernstig verstoorde relatie tussen de ouders, een vader met psychische problematiek en een moeder die hen niet daadwerkelijk emotionele toestemming lijkt te geven voor omgang met de vader. De moeder heeft bovendien (vooralsnog) geen vertrouwen in de GI, waardoor voor de kinderen noodzakelijk geachte hulpverlening niet van de grond is gekomen. Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling.
5.7
Het hof is voorts van oordeel dat het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen af te wenden. Een vrijwillig kader volstaat niet op dit moment. Zo heeft de moeder, zoals reeds aangegeven, hulpverlening vanuit Safe voortijdig stopgezet en heeft zij ter zitting in hoger beroep bevestigd dat zij niet achter de door de GI voorgestane KOPP-training voor de kinderen staat. Deze training biedt de kinderen de mogelijkheid te leren omgaan met een ouder met psychische problematiek. Het hof acht met de GI een dergelijke training van groot belang voor de kinderen en wijst er daarbij op dat de op hetzelfde doel gerichte hulpverlening van Safe voortijdig is geëindigd. Daarnaast geeft het verhandelde ter zitting in hoger beroep het hof aanleiding ernstig te twijfelen aan de door de moeder ter zitting in hoger beroep uitgesproken bereidheid mee te werken aan omgang tussen de vader en de kinderen in een vrijwillig kader. In het kader van de ondertoezichtstelling kunnen deze zaken worden aangepakt en kan de GI de vader begeleiden bij het oppakken van zijn ouderrol, waartoe de GI hem in staat acht wanneer hij zich goed voelt. In dat kader is van belang dat de GI ook signaleert wanneer dat niet het geval is, zodat indien nodig voor wat betreft de thans door ‘Zijn’ begeleide omgang ingegrepen kan worden. Ten slotte dient onderzocht te worden of de kinderen toe zijn aan buitenschoolse activiteiten.
5.8
In het kader van de ondertoezichtstelling dient aldus te worden gewerkt aan de navolgende doelen:
- het inzetten op (de relatie met) de moeder zodat zij vertrouwen krijgt in de GI, in de omgang tussen de vader en de kinderen en in de kinderen zelf;
- het inzetten van hulpverlening zoals de voormelde KOPP-training voor de kinderen zodat (wellicht) toegewerkt kan worden naar onbegeleide omgang met de vader;
- het stimuleren en ondersteunen van de vader bij het oppakken van zijn ouderrol;
- het onderzoeken van de mogelijkheden van buitenschoolse activiteiten voor de kinderen.
Gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep acht het hof verbetering van de communicatie tussen de ouders op dit moment niet haalbaar.
5.9
Het hof merkt nog op dat gelet op het tijdsverloop van drie jaar sinds de aanvang van de ondertoezichtstelling in 2017 en het tot dusverre uitblijven van door de GI voorgestane ontwikkelingen, in de toekomst wellicht anders geoordeeld zal worden over de (verlenging van) de ondertoezichtstelling van de kinderen. Van belang is dat de GI de middelen waarover deze beschikt, ook daadwerkelijk zal inzetten.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 7 november 2019;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem), afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. W.K. van Duren, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 21 juli 2020 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.