ECLI:NL:GHAMS:2020:2131
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kinderalimentatie en verzoeken tot erkenning en gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om kinderalimentatie en andere verzoeken van de man. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 5 september 2019 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 5 juni 2019, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarige [X] was vastgesteld op € 250,- per maand. De man verzocht de kinderalimentatie te verlagen naar € 44,- per maand en deed daarnaast zelfstandige verzoeken tot erkenning van [X], gezamenlijk gezag en een omgangsregeling. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft verweer gevoerd en verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
Het hof heeft vastgesteld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken tot erkenning, gezamenlijk gezag en omgangsregeling, omdat hij in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek heeft gedaan. Wel is de man ontvankelijk in zijn verzoek tot verlaging van de kinderalimentatie. Het hof heeft de behoefte van [X] vastgesteld op € 249,- per maand, rekening houdend met de inkomens van beide ouders. De draagkracht van de man is vastgesteld op € 288,- per maand, terwijl de draagkracht van de vrouw op € 167,- per maand is vastgesteld. De totale draagkracht van beide ouders is voldoende om in de behoefte van [X] te voorzien.
Het hof heeft uiteindelijk besloten dat de man met ingang van 5 april 2019 een kinderalimentatie van € 146,- per maand aan de vrouw moet betalen. De beslissing over de kinderalimentatie is pro forma aangehouden in afwachting van een reactie van partijen over een eventuele terugbetalingsverplichting van de vrouw voor teveel ontvangen kinderalimentatie. De beschikking is openbaar uitgesproken door de voorzitter en is ondertekend door de rechters en de griffier.