ECLI:NL:GHAMS:2020:2075

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
23-004514-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met vrijspraak van de geweldscomponent na aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen in 1989, was aangeklaagd voor winkeldiefstal, waarbij hem ook geweld ten laste was gelegd. De tenlastelegging omvatte onder andere het duwen en vastpakken van slachtoffers tijdens de diefstal van kledingstukken uit een winkel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2018 in Amsterdam een fitnessbroek en een t-shirt heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Hoewel de verdachte zich na zijn aanhouding heeft verzet, heeft het hof geoordeeld dat dit verzet niet kan worden gekwalificeerd als geweld in de zin van diefstal met geweld. Hierdoor is de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn positieve ontwikkeling, waaronder het verkrijgen van een huurwoning en een vaste baan. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004514-18
datum uitspraak: 23 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 december 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-226382-18 en 09-188368-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer kledingstuk(ken) (een fitnessbroek en/of t-shirt), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel] (filiaal Arena Boulevard), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- eenmaal of meermalen die voornoemde [benadeelde] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met kracht) te duwen en/of
- de nek van die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of - het linkeroor van die [slachtoffer 1] (met kracht) vast te pakken en/of - die [slachtoffer 1] op/bij zijn hoofd en/of nek met zijn nagels te krabben en/of
- die [benadeelde] eenmaal of meermalen in zijn buik, althans tegen het lichaam te schoppen en/of trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Partiële vrijspraak

Aan de verdachte is – kort samengevat – diefstal met geweld tenlastegelegd. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van de diefstal, acht het hof de tenlastegelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Dit geldt echter niet voor het tenlastegelegde geweldsaspect. Hoewel het hof overtuigd is dat de verdachte, nadat hij buiten was aangehouden en meegenomen naar het kantoortje, zich aldaar heeft verzet, kan dat verzet, naar het oordeel van het hof, niet als geweld in de zin van diefstal met geweld gekwalificeerd worden. Met de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 november 2018 te Amsterdam een fitnessbroek en een t-shirt, toebehorend aan de [winkel] (filiaal Arena Boulevard), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hoewel hij – blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep – niet heeft gehandeld vanuit financieel gewin, maar als noodkreet vanwege zijn daklozenbestaan, veroorzaken feiten als de onderhavige hinder en overlast voor de gedupeerde bedrijven. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te tonen voor andermans eigendom.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 29 juni 2020 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te plegen.
Op basis van het voorgaande en gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang in beginsel passend. Met de raadsvrouw heeft het hof echter oog voor de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft ingezet. Zo beschikt hij inmiddels over een huurwoning en een vaste baan. Het hof acht het daarom onwenselijk dat de verdachte vanwege het onderhavige feit opnieuw gedetineerd raakt en zal om die reden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
Het hof acht, alles afwegende en met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, ziet het hof geen aanleiding de proeftijd te verlengen, noch mogelijkheden de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 oktober 2018, parketnummer 09-188368-18, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. G. Oldekamp en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van
mr. C. Roseboom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 juli 2020.
mr. P.C. Verloop is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.