In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen in 1989, was aangeklaagd voor winkeldiefstal, waarbij hem ook geweld ten laste was gelegd. De tenlastelegging omvatte onder andere het duwen en vastpakken van slachtoffers tijdens de diefstal van kledingstukken uit een winkel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 november 2018 in Amsterdam een fitnessbroek en een t-shirt heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Hoewel de verdachte zich na zijn aanhouding heeft verzet, heeft het hof geoordeeld dat dit verzet niet kan worden gekwalificeerd als geweld in de zin van diefstal met geweld. Hierdoor is de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn positieve ontwikkeling, waaronder het verkrijgen van een huurwoning en een vaste baan. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.