ECLI:NL:GHAMS:2020:2062
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake cocaïnebezit en bewijsuitsluiting
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor het aanwezig hebben van cocaïne. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 juni 2020 heeft de verdediging betoogd dat de in beslag genomen cocaïne uitgesloten moest worden van het bewijs, omdat er sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim. De verdediging stelde dat de verbalisant niet bevoegd was om in de tas van de verdachte te kijken, aangezien er op dat moment geen verdenking bestond. Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel de verbalisant niet bevoegd was om in de tas te kijken, het vormverzuim hersteld was omdat er later een verdenking van witwassen was ontstaan door de vondst van contant geld in de kleding van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met de aanpassing dat het strafvorderlijk beslag op de cocaïne werd opgeheven, terwijl het conservatoir beslag in stand bleef. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de rechten van de verdachte in het licht van de geldende wetgeving.