ECLI:NL:GHAMS:2020:2048

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
23-001923-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van witwassen na onderzoek naar spookburgers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Albanië in 1984, was aangeklaagd voor witwassen van een bedrag van ongeveer € 21.500, dat zou zijn verkregen uit misdrijf. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 16 mei 2019, waarin de verdachte was veroordeeld. Tijdens de zitting op 30 juni 2020 heeft de advocaat-generaal vrijspraak gevorderd, en de raadsman van de verdachte heeft dit bepleit, stellende dat er geen direct bewijs was dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de verdachte het geldbedrag heeft gewitwassen. De verdachte had een laag inkomen en de huurpenningen die hij ontving, waren niet afkomstig uit zijn eigen vermogen, maar hij fungeerde slechts als doorgeefluik. De door de politie aangetroffen voorwerpen in de woning van de verdachte konden niet worden gelinkt aan hem, en er waren geen relevante aanknopingspunten die hem in verband konden brengen met de aangetroffen voorwerpen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast heeft het hof de teruggave gelast van twee in beslag genomen zaktelefoons, merk Samsung en Nokia. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters A.P.M. van Rijn, A.R.O. Mooy en M. Jurgens, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001923-19
datum uitspraak: 14 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-731022-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Albanië) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 21.500 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, immers heeft hij huurpenningen voldaan, terwijl hij verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van witwassen afkomstig is en dat de verdachte dit als pleger heeft witgewassen.
Het hof stelt voorop dat in de onderhavige zaak geen direct bewijs is verkregen dat het geldbedrag van in totaal € 21.500,00, waarmee de huurpenningen zouden zijn voldaan, van enig misdrijf afkomstig is.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
In het kader van een onderzoek naar zogenaamde spookburgers is op 9 mei 2017 door verbalisanten aangebeld bij het appartement op de [adres 2] te Amsterdam, waarna de deur werd opengedaan door de bewoners [bewoners]. Bij de doorzoeking van de woning zijn een huurovereenkomst en meerdere facturen aangetroffen op naam van de verdachte. Ook zijn in de woning verscheidene voorwerpen aangetroffen die kunnen worden gelinkt aan de handel in verdovende middelen. Eén van de bewoners heeft verklaard dat de verdachte hoofdhuurder is van de woning en dat zij een bedrag van € 2.150,00 betalen aan de verdachte voor de huur. In de huurovereenkomst staat vermeld dat de verdachte de woning huurde per 1 juli 2016 voor een bedrag van € 2.150,00 per maand en dit bedrag komt overeen met wat de bewoners betalen aan de verdachte. Uit onderzoek naar de financiën van de verdachte is gebleken dat hij een laag inkomen heeft en dat hij weinig geld op zijn bankrekeningen heeft staan.
Het hof is van oordeel dat het onderzoek naar de financiën van de verdachte niet zonder meer kan bijdragen aan het vermoeden van witwassen, nu uit het bovenstaande volgt dat de huur niet afkomstig is uit het vermogen van de verdachte en hij kennelijk slechts heeft gefungeerd als doorgeefluik van deze huur. In het dossier worden geen relevante aanknopingspunten gegeven die de verdachte in verband kunnen brengen met de in de woning aangetroffen voorwerpen. Nu verder onderzoek hiernaar ontbreekt kan niet worden aangenomen dat de vondst van deze voorwerpen kunnen bijdragen aan een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen door de verdachte.
De conclusie is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1 zaktelefoon, merk: Samsung, vallende onder goednummer 5466195;
- 1 zaktelefoon, merk: Nokia, vallende onder goednummer 5466197.
Het hof zal de teruggave van de onder de verdachte inbeslaggenomen zaktelefoons gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 zaktelefoon, merk: Samsung, vallende onder goednummer 5466195;
- 1 zaktelefoon, merk: Nokia, vallende onder goednummer 5466197.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.R.O. Mooy en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juli 2020.
mr. A.R.O. Mooy is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]