ECLI:NL:GHAMS:2020:2033

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
200.275.760/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Stichting Katholieke Universiteit met betrekking tot benoemingen en herstructurering

Op 21 juli 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Katholieke Universiteit (SKU) tegen de Nederlandse Bisschoppenconferentie. SKU verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de stichting, met name met betrekking tot de benoeming van bestuursleden en de beoogde herstructurering van de Radboud Universiteit en het Radboud UMC. SKU stelde dat er gegronde redenen waren om te twijfelen aan een juist beleid, onder andere door de strenge kerkelijke criteria die de Bisschoppenconferentie hanteert bij de benoeming van bestuursleden, wat heeft geleid tot een impasse in de benoemingen en een vacature voor de portefeuille Onderwijs & Onderzoek sinds 2016. De Bisschoppenconferentie voerde aan dat de Ondernemingskamer niet bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek, omdat zij een kerkelijke rechtspersoon is. De Ondernemingskamer oordeelde echter dat zij bevoegd was en dat de Bisschoppenconferentie haar benoemingsbevoegdheid niet op een wijze mag uitoefenen die het belang van SKU schaadt. De Ondernemingskamer heeft besloten een onderzoek te gelasten naar het beleid van SKU en de gang van zaken met betrekking tot de benoemingen, en heeft onmiddellijke voorzieningen getroffen. Het bestuur van SKU is nu exclusief bevoegd tot benoeming en ontslag van bestuurders, en kan zonder goedkeuring van de Bisschoppenconferentie besluiten tot herstructurering. De kosten van het onderzoek komen ten laste van SKU.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.275.760/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 21 juli 2020
inzake
de stichting
STICHTING KATHOLIEKE UNIVERSITEIT,
gevestigd te Nijmegen,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mrs. A.F.J.A. Leijtenen
I. Koudstaal, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de stichting
STICHTING KATHOLIEKE UNIVERSITEIT,
gevestigd te Nijmegen,
VERWEERSTER,
e n t e g e n

1.DE NEDERLANDSE BISSCHOPPENCONFERENTIE,

BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. S.W. Holtermanen
E.L. Pasma, kantoorhoudende te Utrecht,
e n t e g e n

2.het COLLEGE VAN BESTUUR van de RADBOUD UNIVERSITEIT,

3.
de RAAD VAN BESTUUR van het RADBOUD UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM,
4.
de ONDERNEMINGSRAAD van de RADBOUD UNIVERSITEIT,
5.
de ONDERNEMINGSRAAD van het RADBOUD UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM,
BELANGHEBBENDEN,
verschenen in persoon.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zullen de verschenen partijen als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster en verweerster als SKU;
  • belanghebbende sub 1 als de Bisschoppenconferentie;
  • belanghebbende sub 2 als het College van Bestuur;
  • belanghebbende sub 3 als de Raad van Bestuur;
  • belanghebbende sub 4 als de OR van de Radboud Universiteit;
  • belanghebbende sub 5 als de OR van het Radboud UMC.
1.2
SKU heeft bij op 18 maart 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven en met inachtneming van de aanpassing van het verzoek ter gelegenheid van de mondelinge behandeling – bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van SKU in de periode vanaf 1 januari 2014;
bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
a. het bestuur van SKU de bevoegdheid te geven om zonder goedkeuring van de Bisschoppenconferentie (i) te besluiten tot afsplitsing van de Radboud Universiteit en het Radboud UMC (zoals nader omschreven in 3.38 en 3.40) en (ii) in het kader van die afsplitsing te besluiten tot wijziging van de statuten van SKU conform het als productie 119 overgelegde ontwerp en tot vaststelling van de statuten van de bij de afsplitsing op te richten Stichting Radboud Universitair Medisch Centrum (UMC) conform het als productie 120 overgelegde ontwerp en (iii) bij gelegenheid van de afsplitsing alle leden van de raad van toezicht van SKU en alle leden van de raad van toezicht van Stichting Radboud UMC te benoemen met uitzondering van het door de Bisschoppenconferentie te benoemen lid;
b. primair: in afwijking van de statuten aan het bestuur de exclusieve bevoegdheid toe te kennen om bestuurders van SKU te benoemen en te ontslaan en de voorzitter van het bestuur te benoemen;
subsidiair: artikel 6, leden 3 en 4 van de statuten buiten werking te stellen en het bestuur de bevoegdheid toe te kennen om (i) [A] , (ii) [B] , (iii) [C] en (iv) [D] te benoemen tot bestuurder van SKU en [A] als voorzitter van het bestuur;
althans zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer nodig acht;
met veroordeling van de Bisschoppenconferentie in de kosten van het geding.
1.3
De Bisschoppenconferentie heeft bij op 20 mei 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht te verklaren niet bevoegd te zijn kennis te nemen van het verzoek van SKU, althans SKU niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans het verzoek af te wijzen en voorts SKU te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.4
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 juni 2020. De zitting is, mede in verband met de beperkte toegankelijkheid van het Paleis van Justitie als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met het coronavirus, rechtstreeks uitgezonden via rechtspraak.nl. De advocaten van SKU en van de Bisschoppenconferentie hebben de standpunten van hun cliënten toegelicht, mede aan de hand van overgelegde pleitnotities. Het College van Bestuur, de Raad van Bestuur, de OR van de Radboud universiteit en de OR van het Radboud UMC hebben, telkens bij monde van hun voorzitter, toewijzing van het verzoek van SKU bepleit. Partijen hebben vragen beantwoord en inlichtingen verschaft. SKU heeft aanvullende producties 119 tot en met 122 overgelegd en de Bisschoppenconferentie aanvullende productie 39.

2.Inleiding

2.1
Tussen het bestuur van SKU en de Bisschoppenconferentie bestaat een geschil over (a) de wijze waarop de Bisschoppenconferentie haar bevoegdheid tot benoeming van de leden van het bestuur van SKU uitoefent en (b) een door het bestuur van SKU beoogde herstructurering die strekt tot verzelfstandiging van de Radboud Universiteit (hierna ook: de universiteit) en het Radboud UMC (hierna ook: het UMC).
2.2
SKU houdt de universiteit en het UMC in stand. De universiteit wordt bestuurd door het (niet statutaire) College van Bestuur en het UMC door de (niet statutaire) Raad van Bestuur. De leden van het College van Bestuur en de Raad van Bestuur worden benoemd door het bestuur van SKU. Feitelijk functioneert het bestuur van SKU als de raad van toezicht van de universiteit en het UMC. Op grond van de statuten van SKU worden de leden van het bestuur van SKU benoemd door de Bisschoppenconferentie, een overlegorgaan van de Nederlandse (hulp)bisschoppen.
2.3
Het bestuur van SKU is thans als volgt samengesteld:
  • [E] (voorzitter) sinds 23 mei 2008;
  • [F] (vicevoorzitter) sinds 1 januari 2008;
  • [G] sinds 1 juli 2008;
  • [H] sinds 1 januari 2013;
  • [I] sinds 11 december 2018;
  • [J] sinds 15 januari 2019.
Sinds 1 februari 2016 is er een vacature voor een bestuurslid met de portefeuille Onderwijs & Onderzoek.
2.4
SKU verzoekt de Ondernemingskamer een onderzoek te gelasten en onmiddellijke voorzieningen te treffen die de herstructurering mogelijk maken en de benoemingsbevoegdheid van de Bisschoppenconferentie inperken. De Bisschoppenconferentie verzet zich daartegen.

3.De feiten

De toepasselijke wettelijke en statutaire bepalingen en normen van good governance
3.1
De statuten van SKU bevatten onder meer de volgende bepalingen:
artikel 2 lid 1: Het doel van de stichting is het houden van toezicht op het door het College van Bestuur respectievelijk de Raad van Bestuur gevoerde bestuur en beheer van de universiteit respectievelijk het UMC.
artikel 2 lid 2: De stichting acht zich in het bijzonder verbonden met het katholieke volksdeel waaruit zij is voortgekomen, terwijl zij er op toeziet dat door middel van de universiteit en het UMC taken worden vervuld ten behoeve van de gehele Nederlandse samenleving.
artikel 4 lid 1 Het stichtingsbestuur benoemt, schorst en ontslaat de leden van het College van Bestuur en de leden van de Raad van Bestuur.
artikel 6 lid 1 Het stichtingsbestuur bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste elf leden.
artikel 6 lid 2 Mocht het aantal leden beneden de zeven komen, dan vormen de overblijvende leden niettemin het stichtingsbestuur met alle in de statuten genoemde bevoegdheden. De overblijvende leden bevorderen dat zo spoedig mogelijk in de vacatures wordt voorzien.
artikel 6 lid 3 De leden van het stichtingsbestuur worden benoemd en ontslagen door de Bisschoppenconferentie.
artikel 6 lid 4 De Bisschoppenconferentie benoemt een van de leden van het stichtingsbestuur tot voorzitter. Het bestuur benoemt uit zijn midden een vicevoorzitter.
artikel 6 lid 5 Het stichtingsbestuur is bevoegd ter zake van de benoemingen bedoeld in de leden 3 en 4, een voordracht op te maken en bij de Bisschoppenconferentie in te dienen.
artikel 8 Het lidmaatschap van het stichtingsbestuur eindigt door (a) aftreden volgens een door het stichtingsbestuur zelf vast te stellen rooster of (b) tussentijds ontslag.
artikel 10 lid 1 Het stichtingsbestuur is bevoegd inzake aangelegenheden die bepalend zijn voor de bijzondere positie van de universiteit en van het UMC in relatie tot kerk en staat.
artikel 10 lid 2 Het stichtingsbestuur bewaakt en bevordert de katholieke identiteit van de universiteit en het UMC.
artikel 21 lid 3 Ter verkrijging van rechtskracht behoeft een besluit tot wijziging van statuten of tot ontbinding van de stichting de goedkeuring van de Bisschoppenconferentie.
3.2
Het bestuur van SKU heeft een bestuursreglement vastgesteld. Met betrekking tot de zittingsduur van bestuursleden houdt het reglement in dat bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar waarna ten hoogste eenmaal herbenoeming voor een periode van maximaal vier jaar kan plaatsvinden, met dien verstande dat in bijzondere omstandigheden van wenselijke continuïteit of speciale expertise een tweede herbenoeming van maximaal vier jaar mogelijk is (artikel 3.5). Het reglement houdt onder meer in dat het stichtingsbestuur in beginsel uit zeven leden bestaat en dat het bestuur zodanig zal zijn samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het College van Bestuur en de Raad van Bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren (artikel 2.2 en 2.3).
3.3
Dit laatste staat ook in de Code goed bestuur universiteiten (artikel 3.2 in de versie 2017 en artikel 5.2 in de versie 2019). Die code houdt tevens in dat de raad van toezicht verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren (artikel 3.1.1 in de versie 2017 en artikel 5.5 in versie 2019). De code (versie 2019) houdt voorts in dat de raad van toezicht aandacht besteedt aan diversiteit, waarbij diversiteit meer omvat dan alleen een evenwichtige verdeling van zetels over vrouwen en mannen (artikel 5.4). De Governancecode Zorg uit 2017 (van toepassing op het UMC) kent vergelijkbare bepalingen met betrekking tot de samenstelling en onafhankelijkheid van de raad van toezicht (artikelen 6.2.1 tot en met 6.2.4) en houdt in dat, inclusief herbenoemingen, leden maximaal acht jaar zitting kunnen hebben in de raad van toezicht (artikelen 6.2).
3.4
Artikel 9.7 lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en artikel 6.1 lid 1 sub b Uitvoeringsbesluit WTZi houden onder meer in dat de samenstelling, taken en bevoegdheden van de raad van toezicht zodanig zijn dat de raad een deugdelijk en onafhankelijk toezicht kan uitoefenen. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bepaalt voorts dat de benoeming van de leden van de raad van toezicht geschiedt op basis van vooraf openbaar gemaakte profielen.
De kerkelijke regelgeving
3.5
De Codex Iuris Canonici houdt in dat een universiteit de titel of de naam katholieke universiteit slechts mag voeren met toestemming van het bevoegd kerkelijk gezag (artikel 808) en dat de bisschoppenconferentie de plicht en het recht heeft erop toe te zien dat aan katholieke universiteiten de beginselen van de katholieke leer trouw in acht genomen worden (artikel 810).
3.6
Op 15 augustus 1990 heeft paus Johannes Paulus II de apostolische constitutie over de katholieke universiteiten
Ex Corde Ecclesiae(hierna: ECE) uitgevaardigd. De ECE bevat richtlijnen over de kenmerken waaraan een katholieke universiteit dient te voldoen en de wijze waarop zij haar katholieke identiteit moet bewaren en versterken. De ECE houdt, in de Engelse vertaling, onder meer in:

A Catholic University’s privileged task is to unite (…) two orders of reality (…): the search for truth, and the certainty of already knowing the fount of truth. (…)
(…)
In a Catholic University, research necessarily includes (…) a theological perspective.
(…)
Students (…) should realize the responsibility (…) of being witnesses to Christ in whatever place they may exercise their profession.
Every Catholic University (…) has a relationship to the Church that is essential to its institutional identity. (…) One consequence of its essential relationship to the Church is (…) a recognition of and adherence to the teaching authority of the Church in matters of faith and morals.
(…)
A University established or approved by (…) an (…) Assembly of Catholic Hierarchy (…) is to incorporate these General Norms and their local and regional applications into its governing documents, and conform its existing Statutes both to the General Norms and to their applications, and submit them for approval to the competent ecclesiastical Authority.
(…)
The identity of a Catholic University is essentially linked to the quality of its teachers and to respect for Catholic doctrine.
(…)
In order not to endanger the Catholic identity of the University (…), the number of non-Catholic teachers should not be allowed to constitute a majority within the Institution, which is and must remain Catholic.”
3.7
In januari 1995 heeft de Bisschoppenconferentie Algemene Bepalingen voor kerkelijke rechtspersonen en katholieke burgerlijke rechtspersonen in Nederland afgekondigd. De Algemene Bepalingen houden onder meer in:
  • dat (slechts) een rechtspersoon naar Nederlands burgerlijk recht die voldoet aan de Algemene Bepalingen de naam “katholiek” mag voeren (artikel 3);
  • dat een (katholieke) rechtspersoon zijn taak uitoefent in overeenstemming met de leer van de rooms-katholieke kerk en geïnspireerd vanuit de katholieke gemeenschap (artikel 5);
  • dat het kerkelijk gezag – in geval van SKU: de Bisschoppenconferentie – bevoegd is tot het goedkeuren van statuten en statutenwijzigingen en dat van een besluit van de Bisschoppenconferentie beroep kan worden ingesteld bij de “hiërarchisch overste” (artikelen 4 en 8).
3.8
In 2009 heeft de Bisschoppenconferentie toepassingsnormen voor de ECE in Nederland opgesteld. De Toepassingsnormen houden onder meer in:
  • dat een meerderheid van het College van Bestuur van de universiteit bestaat uit rooms-katholieken, die betrokken zijn bij de rooms-katholieke kerk en die zich inzetten voor de praktische implicaties van de katholieke identiteit van de universiteit (artikel 4 § 2);
  • dat de universiteit ernaar zal streven om, wanneer dat mogelijk is, in een meerderheid van de beschikbare plaatsen voor wetenschappelijk personeel en staffuncties rooms-katholieken te benoemen (artikel 4 § 5);
  • dat er wordt voorzien in disciplinaire normen die (met inachtneming van het Nederlandse arbeidsrecht) de mogelijkheid geven om personeel te ontslaan dat handelt tegen de katholieke identiteit of andere fundamentele principes van de universiteit (artikel 4 § 9);
  • dat de huidige statuten van katholieke universiteiten vóór 1 januari 2010 moeten worden aangepast aan de Toepassingsnormen en ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan het bevoegd kerkelijk gezag, bij gebreke waarvan de statuten als ongeldig worden beschouwd (artikel 9).
3.9
De Congregatie voor de Katholieke Opvoeding – waarvan de wortels teruggaan tot de
Congregatio pro universitate studii romani, opgericht door paus Sixtus V in 1588 – heeft in 2014 een visiedocument getiteld
Educating Today and Tomorrow, a renewing passion, instrumentum laborisgepubliceerd, waarin onder meer staat:
“In Catholic universities, Christian inspiration permeates the life of academic communities, nourishes engagement in research, by providing guidance and meaning to it, and supports the task of forming young people, to whom broader and more meaningful prospects can be offered beyond their – albeit legitimate – professional expectations.”
De Radboud Universiteit en het Radboud UMC
3.1
De Radboud Universiteit is in 1923 opgericht en heeft thans ruim 22.000 studenten en ruim 4.900 medewerkers (uitgedrukt in fte). In 2018 beliepen de totale baten van de universiteit ruim € 575 miljoen, waarvan ruim € 304 miljoen rijksbijdragen, ruim € 41 miljoen collegegelden en dergelijke en ruim € 181 miljoen aan baten uit werk in opdracht van derden. Op haar website schrijft de universiteit over haar missie:

De Radboud Universiteit laat zich in haar kerntaken onderzoek en onderwijs leiden door wetenschappelijke nieuwsgierigheid en het beroep dat de samenleving op haar doet. (…) Ook vandaag nog weet de Radboud Universiteit zich verbonden met de katholieke gemeenschap en de christelijke levensbeschouwing. Ze laat zich mede inspireren door waarden als rechtvaardigheid, rentmeesterschap en barmhartigheid.
3.11
Het Radboud UMC heeft ongeveer 3.300 studenten en ruim 7.500 medewerkers (uitgedrukt in fte). In 2018 waren de opbrengsten van het UMC ruim € 1,1 miljard, waarvan ruim € 700 miljoen uit zorgprestaties en ruim € 200 miljoen uit subsidies. In het UMC zijn in 2018 ruim 387.000 consulten gegeven en ruim 32.000 operaties verricht. Onderzoek in het UMC heeft in 2018 ruim 3.800 wetenschappelijke publicaties opgeleverd waaronder 182 proefschriften. In het jaarverslag 2018 van het UMC staat onder het kopje missie en strategie onder meer:

We willen vooroplopen in de vorming van een duurzame, innovatieve en betaalbare gezondheidszorg. (…) We willen dan ook het meest persoonsgerichte en innovatieve universitair medisch centrum zijn en ons zo onderscheiden en herkend worden. We willen tot de absolute top behoren, nationaal en internationaal. (…) Elke dag streven naar betere zorg, onderzoek en onderwijs, elke dag beter begrijpen hoe ziektes ontstaan, hoe we ze kunnen voorkomen, behandelen en genezen. Kortom, we willen eensignificant impact on healthcare
hebben: samen met en voor de patiënt onderscheidend zijn.
(…)
Het Radboudumc kan en wil deze ambities niet alléén waarmaken. We zijn overtuigd van de kracht van een duurzame netwerk samenwerking met ziekenhuizen, zorginstellingen, eerste lijn en andere partners. We gaan dan ook van een universitair medisch centrum toe naar een academisch medisch netwerk.
3.12
Gezamenlijk hebben de universiteit en het UMC een jaarbegroting van bijna € 1,6 miljard. De rooms-katholieke kerk draagt niet bij aan de bekostiging van de universiteit en het UMC.
De gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot het geschil tussen SKU en de Bisschoppenconferentie
3.13
In verband met het eindigen per 1 november 2014 van de tweede benoemingstermijn van [K] als lid van het bestuur van SKU met de portefeuille Onderwijs & Onderzoek, heeft het bestuur van SKU op 4 juli 2014 [L] (hierna: [L] ) voorgedragen voor benoeming. Nadat de Bisschoppenconferentie bij brief van 24 september 2014 nadere informatie had opgevraagd over [L] (kerkelijke gezindte, levensstaat en doopbewijs), heeft de Bisschoppenconferentie bij brief van 13 november 2014 de voordracht van [L] afgewezen:

[L] heeft een indrukwekkend curriculum vitae. Desgevraagd is evenwel gebleken dat zij niet kerkelijk gehuwd is. Dit is voor de bisschoppen voor een dergelijke benoeming uiteraard wel een voorwaarde.
3.14
De Bisschoppenconferentie heeft bij e-mail van 4 februari 2015 aan SKU laten weten welke criteria zij hanteert bij benoemingen van bestuursleden:

De kenmerken van bestuurders zijn in beginsel:
katholieken die uitmunten door een vast geloof, een rechtschapen levenswandel en wijs oordeel (…)
Tegenwoordig wordt in statuten van instellingen en bij de beoordeling van bestuurders steeds vaker gehanteerd:
Tot bestuursleden van de instelling zijn benoembaar personen die praktiserend rooms-katholiek zijn, de leer van de Kerk onderschrijven en een levensstaat voeren die daarmee overeenstemt.
3.15
Naar aanleiding van de afwijzing door de Bisschoppenconferentie van de voordracht van [L] heeft in juni 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen SKU en de Bisschoppenconferentie en in juli 2015 een gesprek tussen [L] en Mgr. Punt (de bisschop van Haarlem-Amsterdam). Nadien heeft de Bisschoppenconferentie bij brief van 30 november 2015 volhardt in de afwijzing van de voordracht omdat [L] niet bereid bleek alsnog een kerkelijk huwelijk aan te gaan:

Haar grote kwaliteiten en deskundigheid zijn voor de bisschoppen boven iedere twijfel verheven. Uit het gesprek met de ordinarius loci is evenwel gebleken, dat het bezwaar tegen haar benoeming tot lid van uw bestuur, namelijk dat mevrouw [L] niet kerkelijk gehuwd is, helaas niet kan worden weggenomen.
3.16
SKU heeft op 30 augustus 2016 informeel [B] (hierna: [B] ) voorgedragen als bestuurslid met de portefeuille Onderwijs & Onderzoek. Nadat SKU op 19 oktober 2016 bij de Bisschoppenconferentie had geïnformeerd over de voortgang van de beoordeling van de voordracht, heeft op 22 november 2016 een gesprek plaatsgevonden tussen Mgr. Hendriks (hulpbisschop van het bisdom Haarlem-Amsterdam) en [B] . Het verslag van Mgr. Hendriks van dit gesprek houdt onder meer in dat [B] zichzelf niet als gelovige kwalificeert en dat zij ‘qua katholiciteit niet zoveel meebrengt’. Op 19 december 2016 heeft de Bisschoppenconferentie telefonisch aan SKU laten weten dat de Bisschoppenconferentie de voordracht niet steunt.
3.17
Op 1 februari 2017 heeft overleg plaatsgevonden tussen een delegatie van SKU en een delegatie van de Bisschoppenconferentie. SKU heeft voorgesteld dat in de toekomst één van haar bestuursleden specifiek wordt belast met de behartiging van godsdienstige aspecten binnen het stichtingsbestuur, dat voor dat bestuurslid de kerkelijk criteria van de Bisschoppenconferentie gelden en dat voor de overige bestuursleden benoemingscriteria gelden die waarborgen dat het stichtingsbestuur haar toezichthoudende taak adequaat kan vervullen. SKU beoogt dat in de toekomst één bestuurslid wordt benoemd
inoverleg met de Bisschoppenconferentie en zes bestuursleden
naoverleg met de Bisschoppenconferentie. De Bisschoppenconferentie acht het van belang dat kandidaat-bestuurders naast de vereiste wetenschappelijke kwaliteiten en deskundigheid, het katholicisme hebben geïnternaliseerd en deelnemen aan het kerkelijk leven en de liturgische praktijk. De Bisschoppenconferentie heeft aangekondigd voor 1 maart 2017 een groslijst op te stellen van kandidaten die zij benoembaar acht en zich nader beraden over het voorstel van SKU.
3.18
Op 7 april 2017 heeft nader overleg plaatsgevonden tussen SKU en de Bisschoppenconferentie. SKU heeft toegelicht te streven naar een structurele verandering van de benoemingsprocedure, waarbij één bestuurslid door de Bisschoppenconferentie wordt benoemd en de overige zes leden – die de identiteit van SKU zullen respecteren – via coöptatie worden benoemd. SKU heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat indien over de benoemingsprocedure geen overeenstemming wordt bereikt, SKU nog maar één middel ziet om het stichtingsbestuur op een verantwoorde wijze te kunnen samenstellen, namelijk de katholieke signatuur te laten vallen. De Bisschoppenconferentie heeft laten weten het voorstel van SKU niet aanvaardbaar te achten. De Bisschoppenconferentie heeft de namen genoemd van zes (nog niet benaderde) kandidaten.
3.19
Het overleg tussen SKU en de Bisschoppenconferentie is voortgezet op 10 mei 2017. In dat gesprek heeft de Bisschoppenconferentie zeven namen genoemd van kandidaten voor de vacature van bestuurslid met de portefeuille juridische zaken (per 1 juli 2017). SKU heeft toegelicht waarom naar haar oordeel de eerder door de Bisschoppenconferentie genoemde kandidaten voor de portefeuille Onderwijs & Onderzoek niet benoembaar zijn. SKU heeft de urgentie van de situatie benadrukt (ook in verband met veranderingen in de samenstelling van het College van Bestuur en de Raad van Bestuur) en erop aangedrongen dat [B] alsnog wordt benoemd.
3.2
Op 18 mei 2017 heeft de Bisschoppenconferentie te kennen gegeven niet in te stemmen met het alsnog benoemen van [B] . Op 19 mei 2017 heeft SKU besloten [B] te benoemen tot adviseur van het bestuur. Daarnaast heeft [F] , bestuurslid met de portefeuille juridische zaken, zich bereid verklaard langer aan te blijven, tot uiterlijk 1 januari 2018.
3.21
Het bestuur van SKU, het College van Bestuur en de Raad van Bestuur hebben gezamenlijk bij brief van 1 juni 2017 aan de Bisschoppenconferentie geschreven dat de bestaande situatie onhoudbaar is en SKU voor het dilemma stelt dat zij prijs stelt op een goede verhouding met de Bisschoppenconferentie, maar dat het niet aanvaardbaar is dat als gevolg van de door de Bisschoppenconferentie gehanteerde criteria niet voldaan kan worden aan de algemeen geldende governanceregels voor de benoeming van toezichthouders bij vanuit publieke middelen gefinancierde organisaties. In de brief wordt (opnieuw) voorgesteld de statuten aldus te wijzigen dat de Bisschoppenconferentie bevoegd zal zijn tot benoeming van één lid van het stichtingsbestuur en dat de overige leden via coöptatie worden benoemd door het stichtingsbestuur zelf.
3.22
Een delegatie van het bestuur van SKU en kardinaal Eijk hebben ieder afzonderlijk, respectievelijk op 27 juni 2017 en 16 oktober 2017, een bezoek gebracht aan kardinaal Giuseppe Versaldi en pater Friedrich Bechina van de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding te Rome. Nadien heeft nader overleg plaatsgevonden tussen de Bisschoppenconferentie en de Congregatie.
3.23
Bij brief van 9 november 2017 heeft SKU aan de Bisschoppenconferentie te kennen gegeven dat het proces om te komen tot een oplossing voor de gerezen problematiek onverantwoord lang duurt, dat de Bisschoppenconferentie de urgentie niet onderkent en dat SKU geen andere mogelijkheid ziet dan de zaak aan de rechter voor te leggen indien op 1 december 2017 geen oplossing is bereikt.
3.24
Uiteindelijk heeft de Bisschoppenconferentie, met instemming van de Congregatie, bij brief van 20 november 2017 aan SKU voorgesteld om in gevallen waarin SKU en de Bisschoppenconferentie geen overeenstemming bereiken over een kandidaat, daarover bindend advies te laten uitbrengen door een ad hoc commissie bestaande uit leden aangewezen door de Bisschoppenconferentie, leden aangewezen door SKU en leden benoemd door de Congregatie, met inachtneming van het tussen de Bisschoppenconferentie en de Congregatie overeengekomen criterium:

Candidates need to accept the doctrine and teachings of the Church and need to have a state of life and a religious practice in accordance with the teachings of the Church and canon law.
3.25
Op 20 november 2017 heeft de Bisschoppenconferentie voorts gereageerd op een verzoek van SKU van 6 november 2017 aan de Bisschoppenconferentie om in te stemmen met een beperkte statutenwijziging, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de universiteit en het UMC zelfstandige entiteiten zijn binnen SKU en het stichtingsbestuur toezicht houdt op het College van Bestuur en de Raad van Bestuur. De Bisschoppenconferentie heeft te kennen gegeven daarmee te kunnen instemmen op voorwaarde dat binnen afzienbare termijn zal worden gesproken over het in overeenstemming brengen van de statuten met de ECE en dat dit zal leiden tot aanpassing van de statuten. Nadien heeft de Bisschoppenconferentie laten weten in te stemmen met de statutenwijziging nadat SKU had toegezegd bereid te zijn overleg te plegen over de ECE, maar zonder zich op voorhand aan de uitkomst daarvan te binden.
3.26
In reactie op het sub 3.24 genoemde voorstel van de Bisschoppenconferentie heeft SKU een benoemingsprocedure voorgesteld die waarborgt dat steeds één lid van het stichtingsbestuur volledig voldoet aan de kerkelijke criteria van de Bisschoppenconferentie. Daarover is geen overeenstemming bereikt. Partijen hebben vervolgens op voorstel van de Bisschoppenconferentie in januari 2018 afgesproken een Commissie van Goede Diensten in te stellen om te komen tot een minnelijke oplossing in het geschil over de benoemingen van stichtingsbestuurders.
3.27
Bij brief van 8 februari 2018 heeft SKU aan de Bisschoppenconferentie voorgesteld om [I] (hierna: [I] ) en [B] op interim-basis als bestuurder te benoemen, [I] met de portefeuille Financiën en [B] met de portefeuille Onderwijs & Onderzoek. De Bisschoppenconferentie heeft het voorstel afgewezen.
3.28
Op 2 juli 2018 heeft de Commissie van Goede Diensten (hierna: CvGD), bestaande uit twee leden voorgedragen door SKU en twee leden door de Bisschoppenconferentie, onder voorzitterschap van (oud president van de Hoge Raad) mr. W.J.M. Davids, een rapport uitgebracht dat de volgende aanbevelingen met betrekking tot de benoemingsprocedure bevat:
In geval van een vacature dient de – in overleg tussen SKU en de Bisschoppenconferentie vast te stellen – profielschets duidelijkheid te verschaffen over zowel de kwalitatieve als kerkelijk criteria.
De kerkelijke criteria moeten “het midden houden tussen enerzijds een vorm van verbondenheid met de katholieke kerk en anderzijds omstandigheden die het wenselijk maken dat daarvan wordt afgeweken”. Het respecteren van de katholieke signatuur en de instandhouding daarvan en het respecteren van elkaars afwegingen binnen het bestuur dienen voorop te staan. Idealiter leeft een lid van het stichtingsbestuur volgens de leer van de katholieke kerk. De omstandigheden kunnen echter zodanig zijn dat vanuit de eigen levensovertuiging en een andere mate van verbondenheid met de katholieke kerk invulling wordt gegeven aan de statutaire bepaling dat de katholieke identiteit wordt bewaakt en bevorderd door het stichtingsbestuur. Een lid van het stichtingsbestuur moet als toezichthouder bepaalde bestuurlijke dilemma’s vanuit de katholieke beschouwing kunnen benaderen.
De benoemingsadviescommissie (BAC) van het stichtingsbestuur stelt een shortlist op van kandidaten die voor benoeming in aanmerking komen en slaat daarbij acht op zowel de kwalitatieve als kerkelijke kenmerken.
Een kleine vertegenwoordiging van of namens de Bisschoppenconferentie heeft een gesprek met de kandidaten op de shortlist ter beoordeling op welke wijze aan de kerkelijke vereisten zoals opgenomen in de profielschets wordt voldaan. De vertegenwoordiging deelt haar bevindingen met de BAC.
De BAC doet vervolgens een benoemingsvoorstel aan het stichtingsbestuur waarna het stichtingsbestuur gemotiveerd één persoon ter benoeming voordraagt aan de Bisschoppenconferentie.
Indien blijkt van een voornemen van de Bisschoppenconferentie tot afwijzing van de voordracht, vindt er overleg plaats tussen de vertegenwoordigingen van de Bisschoppenconferentie en SKU om gezamenlijk tot een redelijke oplossing te komen.
Als bijlage is bij het rapport gevoegd een “proeve van de tekst over kerkelijke criteria”, waarin de onder b weergegeven aanbeveling is verwoord en waarin staat dat de ratio van het stellen van kerkelijke criteria ligt in het behoud van het katholieke karakter van de universiteit en het UMC en dat het respecteren van de katholieke signatuur en de instandhouding daarvan en het respecteren van elkaars afwegingen binnen het bestuur voorop staan.
Met betrekking tot de implementatie van de ECE bevat het rapport de aanbeveling dat op korte termijn de studie daarnaar serieus wordt opgepakt, bijvoorbeeld door een gezamenlijke werkgroep van SKU en de Bisschoppenconferentie.
3.29
SKU en de Bisschoppenconferentie hebben respectievelijk op 13 juli 2018 en 21 september 2018 ingestemd met het advies van de CvGD.
3.3
SKU heeft op 4 september 2018 [I] voorgedragen als bestuurder met de portefeuille Financiën en hij is door de Bisschoppenconferentie als zodanig benoemd met ingang van 11 december 2018.
3.31
SKU heeft op 10 januari 2019 [J] voorgedragen als bestuurder met de portefeuille Zorg en zij is door de bisschoppenconferentie als zodanig benoemd met ingang van 15 januari 2019.
3.32
Op 22 mei 2019 heeft een overleg plaatsgevonden tussen SKU en de Bisschoppenconferentie, waarbij de volgende onderwerpen aan de orde zijn gekomen.
  • De herstructurering, ten aanzien waarvan SKU onderzoekt of de universiteit en het UMC in separate juridische entiteiten kunnen worden ondergebracht.
  • Een verzoek van het ministerie van VWS aan het UMC om te voorzien in de behoefte aan transgenderbehandelingen en -operaties. Daarover merkt Mgr. De Korte (bisschop van ‘s-Hertogenbosch) op dat deze problematiek vanuit de visie van de kerk een ingewikkeld thema is en eigenlijk “onmogelijk” is. SKU biedt aan dat de voorzitter van de Raad van Bestuur aan de Bisschoppenconferentie zal toelichten waarom deze behandelingen passen binnen het Radboud UMC.
  • De implementatie van de ECE, waarbij SKU zich op het standpunt stelt dat het op de weg van de Bisschoppenconferentie ligt om het initiatief te nemen voor het bijeen roepen van de werkgroep als bedoeld door de CvGD.
3.33
SKU heeft op 17 juni 2019 aan de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie vier personen voorgedragen voor benoeming:
  • [A] , voorzitter;
  • [M] , portefeuille Onderwijs & Onderzoek;
  • [C] , portefeuille Public Policy & Communicatie;
  • [D] portefeuille Juridisch Domein.
3.34
Op 3 juli 2019 heeft de Bisschoppenconferentie te kennen gegeven dat geen van deze kandidaten benoembaar is, op grond van de volgende overwegingen: [M] zou onvoldoende tijd hebben voor de bestuursfunctie bij SKU, [C] is naar eigen zeggen niet gelovig, [A] is onvoldoende katholiek om als voorzitter benoembaar te zijn, maar is in een andere rol dan voorzitter mogelijk toch benoembaar, net als [D] , afhankelijk van de katholiciteit van de andere te benoemen bestuurders. Op verzoek van SKU heeft de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie op 27 november 2019 mondeling een nadere toelichting gegeven op de afwijzing van de voorgedragen kandidaten.
3.35
SKU heeft bij brief van 18 december 2019 aan de Bisschoppenconferentie onder meer geschreven:

Tijdens het overleg van 27 november 2019 heeft de VBC[vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie, toev. OK]
kenbaar gemaakt dat zij de volgende, cumulatieve eisen aan de benoembaarheid van door SKU voorgedragen kandidaten stelt: (i) de kandidaat moet geloven; (ii) de kandidaat moet praktiserend rooms-katholiek zijn en regelmatig de kerk bezoeken; (iii) de kandidaat moet – indien gehuwd – kerkelijk gehuwd zijn; (iv) de kandidaat mag niet gescheiden zijn; en (v) de kinderen van de kandidaat moeten gedoopt zijn. (…)
Het bestuur van de SKU, daarin bijgevallen door de RvB en het CvB, constateert met grote teleurstelling dat met deze benoembaarheidsvereisten de (…) sinds 2014 bestaande impasse in de bestuurders benoemingen onverminderd voortduurt. (…)
De in het overleg op 27 november jl. gebleken benoembaarheidsvereisten die de VBC hanteert staan (…) haaks op het (…) advies van de CvGD.
(…)
Tijdens het overleg van 27 november 2019 liet u verder vallen dat de VBC meent dat de[Bisschoppenconferentie]
bestuurders van de SKU kan benoemen volgens eigen procedures. Voor zover de[Bisschoppenconferentie]
een dergelijke eenzijdige procedure zou willen volgen, zou dat niet alleen in strijd komen met de toepasselijke governancecodes, maar ook met de (…) brief van de[Bisschoppenconferentie]
van 21 september 2018[waarin staat dat de Bisschoppenconferentie samen met het bestuur van SKU graag uitvoering geeft aan de benoemingsprocedure zoals in het rapport van de CvGD wordt voorgesteld, toev. OK]
(…).
De sollicitatieprocedure voor de drie vacatures is met de weigering van de VBC om de door de SKU voor elk van die vacatures voorgedragen kandidaten te benoemen, zonder succes geëindigd. De door de VBC tijdens het overleg van 27 november 2019 genoemde mogelijkheid dat een van de drie door SKU voorgedragen kandidaten wellicht benoembaar zou kunnen zijn, in combinatie met kandidaten die volgens de VBC voldoende katholiek zijn, miskent dat de BC heeft nagelaten gebruik te maken van de (…) mogelijkheid om tijdens de sollicitatieprocedure de aandacht van de Benoemingsadviescommissie op bepaalde personen te vestigen.
De suggestie van de VBC dat SKU voor dezelfde vacatures dan maar een nieuwe sollicitatieronde moet openen biedt geen oplossing voor de bestaande impasse. (…)
Het bestuur van de SKU heeft zich, tezamen met het CvB en de RvB, inmiddels beraden over een structurele uitweg uit deze impasse. (…)
In de voorgestelde structuur splitst het Radboudumc zich juridisch af van SKU. Er ontstaan dan twee stichtingen, SKU en Stichting Radboudumc, ieder met een eigen bestuur en raad van toezicht (“RvT”) en nauwe onderlinge verbondenheid en samenwerking. De governance binnen deze structuur wordt als volgt ingericht: de RvT (van elke stichting) bestaat uit 5 leden en benoemt de leden van het bestuur met een gewone meerderheid. Alle leden van de RvT moeten voldoen aan kwalitatieve criteria, zoals die thans gelden voor bestuursleden van SKU (…). De BC krijgt statutair het recht om één lid van de RvT van elke stichting te benoemen.
3.36
In reactie daarop heeft de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie bij brief van 24 december 2019 aan SKU onder meer geschreven:

In (…) uw brief stelt u dat wij een vijftal cumulatieve voorwaarden hebben gesteld aan (potentiële) bestuursleden van SKU. Dat hebben we echter niet gedaan. Wij hebben elk van de vijf door u genoemde criteria wel besproken, maar hebben niet gezegd, noch bedoeld dat deze cumulatief zouden gelden. Integendeel hebben wij u erop gewezen dat in het huidige SKU-bestuur twee leden zitting hebben die niet voldoen aan de vijf door u genoemde criteria. Zulks is geen probleem, mits ook een aantal leden van het SKU-bestuur deel uitmaakt dat voluit rooms-katholiek is en leeft. Expliciet hebben wij gezegd dat niet aan alle criteria afzonderlijk hoeft te worden voldaan, maar dat het wel moet gaan om een SKU-bestuur dat als geheel de rooms-katholieke identiteit kan bewaken en bevorderen. (…) Overigens wijzen wij er nog op dat in de drie gesprekken die wij hebben gevoerd veel meer aan de orde is geweest dan alleen de door u genoemde criteria. Zo is met ieder van onze gesprekspartners onder meer gesproken over onderwerpen van medische ethiek.
(…)
(…) wie zelf ofwel niet katholiek is, ofwel te kennen geeft niet meer als zodanig gezien te willen worden dan wel zegt louter nog cultuur katholiek te zijn[is]
onzes inziens niet geschikt (…) om de rooms-katholieke identiteit van de universiteit te bewaken en te bevorderen. Kandidaten die wel rooms-katholiek zijn (…) hoeven niet aan elk van de vijf door u in onze mond gelegde criteria te voldoen, maar wie in wezen feitelijk naar eigen zeggen aan geen daarvan voldoet, zal toch bezwaarlijk kunnen bewaken, laat staan bevorderen wat in het eigen leven niet meer wordt geleefd.
(…)
De Bisschoppenconferentie laat de toets van de andere criteria dan het katholiciteitcriterium de facto aan het SKU-bestuur, ook al kan haar competentie t.a.v. de criteria betreffende governance en wetenschappelijkheid niet ontzegd worden. Echter, de beoordeling van de benoembaarheid van kandidaten m.b.t. hun katholiciteit behoort onbetwistbaar tot haar specifieke competentie. In alle redelijkheid mag van u als SKU-bestuur worden verwacht dat u haar competentie in dezen respecteert en hooguit marginaal zou toetsen.
In de brief staat voorts dat de Bisschoppenconferentie een bespreking wil beleggen om namen te presenteren van kandidaten die zij geschikt acht en dat zij het onacceptabel acht dat, na de ontvlechting van de universiteit en het UMC, nog slechts één lid van de beide raden van toezicht zal worden benoemd door de Bisschoppenconferentie.
3.37
SKU heeft bij brieven van 13 januari 2020 aan de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie geschreven dat, gelet op de gang van zaken met betrekking tot voordrachten vanaf 2014, voor het bestuur niet valt te voorspellen hoe de Bisschoppenconferentie in de toekomst zal oordelen over de vereiste mate van katholieke levensovertuiging, omdat de steeds in andere bewoordingen geformuleerde criteria zodanig vaag zijn dat de Bisschoppenconferentie kandidaten kan afwijzen die naar haar overtuiging onvoldoende katholiek zijn, terwijl de aangelegde criteria de privacy van de kandidaat op gevoelige punten raken. SKU heeft voorgesteld dat de Bisschoppenconferentie namen van mogelijke kandidaten met hun CV aan SKU toestuurt. Dat laatste heeft de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie gedaan bij e-mail van 22 februari 2020. SKU heeft op grond daarvan geconcludeerd dat de Bisschoppenconferentie alsnog van mening is dat (naast [D] ) ook [A] niet benoembaar is, ook niet in combinatie met andere “voldoende katholieke” kandidaten. Tijdens een bespreking op 27 februari 2020 heeft SKU zich op het standpunt gesteld dat het alsnog toelaten van de door de Bisschoppenconferentie genoemde kandidaten strijdig is met de wijze waarop de procedure is ingericht en dat op basis van de toegezonden CV’s de kandidaten waarschijnlijk niet waren uitgenodigd voor een gesprek indien zij zouden hebben gesolliciteerd.
3.38
Op 30 januari 2020 heeft SKU de Bisschoppenconferentie nader geïnformeerd over de beoogde herstructurering aan de hand van een beschrijving van de redenen voor de ontvlechting en de wijze waarop ontvlecht zal worden, mede aan de hand van een
term sheeten conceptstatuten. De beoogde herstructurering houdt kort gezegd in dat het UMC door middel van een juridische splitsing wordt afgesplitst van SKU en ondergebracht in een nieuw op te richten stichting genaamd Stichting Radboud Universitair Medisch Centrum. De universiteit blijft achter in de bestaande stichting SKU, maar met aangepaste statuten en governance. Het UMC blijft wel verbonden aan de universiteit. Beide stichtingen krijgen een eigen bestuur alsmede een eigen raad van toezicht, bestaande uit vijf leden waarvan één lid wordt benoemd door de Bisschoppenconferentie en de overige door coöptatie.
3.39
De beoogde herstructurering is tussen SKU en de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie op 27 februari 2020 besproken. Op 10 maart 2020 heeft de Bisschoppenconferentie laten weten dat zij de splitsing van de universiteit en het UMC onderschrijft maar niet instemt met de voorgestelde wijze van samenstelling van de raden van toezicht. SKU heeft vervolgens bij brief van 12 maart 2020 aangekondigd zich tot de Ondernemingskamer te zullen wenden.
3.4
De conceptstatuten van SKU en de Stichting Radboud UMC na de herstructurering houden onder meer het volgende in:
  • de stichting acht zich in het bijzonder verbonden met het katholieke volksdeel waaruit zij is voortgekomen, terwijl zij er op toeziet dat door middel van de universiteit/het UMC taken worden vervuld ten behoeve van de gehele Nederlandse samenleving (artikel 2 lid 2);
  • de SKU bevordert mede wetenschapsbeoefening die van specifiek levensbeschouwelijke of religieuze relevantie is (art. 2 lid 3 statuten universiteit);
  • de Stichting Radboud UMC draagt zorg dat de onderwijs- en onderzoekstaken in het UMC in wetenschappelijke vrijheid worden vervuld (artikel 2 lid 3 statuten UMC);
  • de raad van toezicht bestaat uit vijf leden waarvan één wordt benoemd door de Bisschoppenconferentie en de overige leden door middel van coöptatie, met dien verstande dat één van die overige leden wordt benoemd op voordracht van de medezeggenschapsorganen (artikel 10);
  • een van de vier door middel van coöptatie benoemde leden van de raad van toezicht van de universiteit is tevens lid van de raad van toezicht van het UMC en omgekeerd is een van de leden van de raad van toezicht van het UMC lid van de raad van toezicht van de universiteit (artikel 10);
  • de raad van toezicht is bevoegd inzake aangelegenheden die bepalend zijn voor de bijzondere positie van de universiteit/het UMC in relatie tot kerk en staat en ziet erop toe dat de katholieke identiteit van de stichting wordt bewaakt en bevorderd (artikel 12 lid 3);
  • wijziging van de statuten vereist een besluit van het college van bestuur respectievelijk de raad van bestuur met een meerderheid van twee derde van alle in functie zijnde leden en voorafgaande goedkeuring door de raad van toezicht bij gewone meerderheid van stemmen, met dien verstande dat de bepalingen met betrekking tot (i) de katholieke identiteit (artikel 2 lid 2 (en t.a.v. de universiteit artikel 2 lid 3) en artikel 12 lid 3) en (ii) de bevoegdheid van de Bisschoppenconferentie tot benoeming van één lid van de raden van toezicht (artikel 10 leden 3, 9 en 10) slechts kunnen worden gewijzigd na goedkeuring van de Bisschoppenconferentie (artikel 16).

4.De gronden van de beslissing

De standpunten van partijen
4.1
SKU heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van SKU en dat onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. SKU heeft ter toelichting onder meer het volgende aangevoerd:
door de opstelling van de Bisschoppenconferentie is het bestuur onderbezet en vervullen drie van de zes bestuurders noodgedwongen een derde termijn, in strijd met de toepasselijke regels van
good governance;
door de opstelling van de Bisschoppenconferentie is SKU niet in staat de noodzakelijke herstructurering door te voeren;
het bestuur en de Bisschoppenconferentie verkeren in een voor SKU schadelijke impasse;
e Bisschoppenconferentie gedraagt zich onredelijk met betrekking tot de bestuursbenoemingen;
de Bisschoppenconferentie gedraagt zich, mede gelet op haar houding met betrekking tot de bestuursbenoemingen, onredelijk door de herstructurering tegen te houden.
4.2
De Bisschoppenconferentie heeft aangevoerd dat de Ondernemingskamer niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen omdat de Bisschoppenconferentie een (onderdeel van een) kerkelijke rechtspersoon is en haar besluiten slechts getoetst kunnen worden in een canonieke procedure door de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding.
Voorts heeft de Bisschoppenconferentie zich op het standpunt gesteld dat SKU in haar verzoek niet-ontvankelijk is omdat SKU haar recht om een enquêteverzoek te doen heeft verwerkt. SKU heeft in de gegeven omstandigheden te lang gewacht met het enquêteverzoek en het vertrouwen gewekt dat zij geen enquêteverzoek zou doen.
De Bisschoppenconferentie heeft verder aangevoerd dat er geen gegronde redenen zijn om aan juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen. Het eigenlijke bezwaar van SKU is dat de Bisschoppenconferentie kerkelijke criteria laat meewegen bij de beoordeling van voorgedragen kandidaten en dat de Bisschoppenconferentie niet bereid is afstand te doen van haar benoemingsbevoegdheid in het kader van de beoogde herstructurering. De herstructurering kan worden uitgevoerd, zij het met behoud van de relevante rechten van de Bisschoppenconferentie. De statutaire bevoegdheden van de Bisschoppenconferentie worden beschermd door de inrichtingsvrijheid van SKU als rechtspersoon. De Bisschoppenconferentie mag haar bevoegdheid om bestuurders te benoemen gebruiken zoals zij wil, behoudens voor zover dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 2:8 lid 2 BW). De uitoefening van die bevoegdheid kan niet worden getoetst aan de norm van artikel 2:8 lid 1 BW, inhoudende dat degenen die krachtens de wet en de statuten bij de organisatie van een rechtspersoon zijn betrokken zich jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Met haar brief van 20 november 2017 (zie 3.24) heeft de Bisschoppenconferentie duidelijkheid geschapen over de kerkelijke criteria die zij hanteert.
Volgens de Bisschoppenconferentie moet een afweging van belangen leiden tot afwijzing van het verzoek. De verzochte voorzieningen zijn disproportioneel en het treffen van voorzieningen is ook overigens niet nodig omdat de Bisschoppenconferentie ook zonder voordracht door SKU bevoegd is bestuurders te benoemen en de Bisschoppenconferentie van die bevoegdheid gebruik zal (kunnen) maken teneinde te voorzien in vacatures in het bestuur.
Indien de Ondernemingskamer niettemin een enquête gelast en onmiddellijke voorzieningen treft, ligt het in de rede dat de Ondernemingskamer een nieuwe voorzitter van het bestuur van SKU benoemt, omdat het bestaande probleem samenhangt met de persoon van de huidige voorzitter en een onafhankelijke derde als tijdelijk voorzitter kan bijdragen aan acceptatie van de wederzijdse belangen en aan de-escalatie.
4.3
De OR van de universiteit heeft bij brief van 15 mei 2020 en ter zitting naar voren gebracht positief te hebben geadviseerd over de door SKU beoogde herstructurering. De OR van de universiteit ziet met lede ogen aan dat sinds maart 2016 in het bestuur van SKU een vacature bestaat voor de portefeuille Onderwijs & Onderzoek. De OR van de universiteit is van oordeel dat de huidige
governanceachterhaald is en dat in het kader van de herstructurering aansluiting gezocht moet worden bij artikel 9.7 lid 2 WHW dat inhoudt dat één lid van de raad van toezicht wordt benoemd op voordracht van de ondernemingsraad. Twee van de 21 leden van de OR van de universiteit zijn van mening dat de voorgestelde ontvlechting en het inperken van de huidige bevoegdheid van de Bisschoppenconferentie een ontkenning en devaluatie zijn van het katholieke karakter van de universiteit.
4.4
Ook de OR van het UMC heeft positief geadviseerd over de herstructurering en de beoogde inrichting van de
governance. De OR van het UMC hecht er veel waarde aan betrokken te zijn bij de samenstelling en benoeming van de leden van de (nieuwe) raad van toezicht van het UMC. De eisen die aan leden van de raad van toezicht moeten worden gesteld teneinde “goed toezicht” te waarborgen staan op gespannen voet met de eis van de Bisschoppenconferentie om zelf de leden van de raad van toezicht te benoemen. De huidige situatie waarbij regelmatig door SKU voorgedragen kandidaten die een selectieproces hebben doorlopen uiteindelijk niet worden benoemd door de Bisschoppenconferentie is onwenselijk en duurt al veel te lang, aldus de OR van het UMC.
De bevoegdheid van de Ondernemingskamer
4.5
Het verzoek van SKU strekt tot het gelasten van een onderzoek en het treffen van onmiddellijke voorzieningen ten aanzien van een stichting met volledige rechtsbevoegdheid, SKU zelf, die ondernemingen in stand houdt (de universiteit en het UMC) waarvoor op grond van de wet een ondernemingsraad moet worden (en is) ingesteld. De Ondernemingskamer is daarom op de voet van artikel 2:344 en 345 BW bevoegd kennis te nemen van het verzoek.
4.6
De omstandigheid dat SKU in haar naam het woord – volgens de Bisschoppenconferentie het predicaat – katholiek voert en dat volgens de Algemene Bepalingen (zie 3.7) rechtspersonen de aanduiding katholiek slechts mogen voeren indien de statuten van de desbetreffende rechtspersoon zijn goedgekeurd door de volgens canoniek recht bevoegde katholieke autoriteit, betekent niet dat SKU zelf aan de Algemene Bepalingen is gebonden. SKU is geen kerkelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:2 BW. De stichting wordt geregeerd door haar statuten en het Nederlands recht, in het bijzonder de op haar toepasselijke bepalingen van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4.7
De omstandigheid dat de gronden van het verzoek betrekking hebben op de wijze waarop de Bisschoppenconferentie gebruik maakt van haar statutaire bevoegdheden doet niet af aan de bevoegdheid van de Ondernemingskamer. Die statutaire bevoegdheden maken dat de Bisschoppenconferentie in haar verhouding tot SKU is te beschouwen als een orgaan van SKU (zoals door haar onderkend bij de mondelinge behandeling) en haar functioneren als orgaan valt daarmee onder de reikwijdte van het enquêterecht met betrekking tot SKU. Niet van belang is dat de rooms-katholieke kerk op grond van artikel 449 paragraaf 2 van de Codex Iuris Canonici aan de Bisschoppenconferentie rechtspersoonlijkheid toekent en het canonieke recht voorziet in een kerkelijke procedure waarin besluiten of gedragingen van de Bisschoppenconferentie kunnen worden getoetst. Het handelen van de Bisschoppenconferentie als orgaan van SKU is in het kader van het enquêterecht onderworpen aan het oordeel van de Ondernemingskamer.
De ontvankelijkheid van SKU in haar verzoek
4.8
De Ondernemingskamer verwerpt het beroep van de Bisschoppenconferentie op rechtsverwerking door SKU. Voor het verwerken van het recht een enquêteverzoek te doen gelden de algemene maatstaven voor rechtsverwerking. Om rechtsverwerking te kunnen aannemen is daarom nodig dat SKU zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens doen van een enquêteverzoek. Enkel tijdsverloop is daarvoor onvoldoende, maar kan wel als een van de relevante omstandigheden meewegen. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de Bisschoppenconferentie het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat SKU geen enquêteverzoek zal doen of waardoor de positie van de Bisschoppenconferentie onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien alsnog een enquêteverzoek wordt gedaan (zie HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574 (Cordial)).
4.9
Die situatie doet zich niet voor. SKU heeft in april 2017 (zie 3.18) te kennen gegeven te streven naar een structurele wijziging van de benoemingsprocedure en bij brief van 9 november 2017 (zie 3.23) aangekondigd zich tot de rechter te zullen wenden indien niet spoedig een oplossing wordt bereikt. SKU heeft (pas) op 18 maart 2020 het enquêteverzoek gedaan. Dit tijdsverloop en de overige omstandigheden rechtvaardigen geen rechtsverwerking. In het bijzonder kan de Bisschoppenconferentie aan SKU niet tegenwerpen dat SKU, ook na november 2017, heeft getracht via andere wegen, in het bijzonder door betrokkenheid van de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding (zie 3.22 en 3.24), eigen voorstellen (zie 3.26) en van de CvGD (zie 3.28 en 3.29), te komen tot een werkbare oplossing zonder gerechtelijke procedure. Uit de onder 3.13 en verder weergegeven feiten blijkt dat SKU, anders dan de Bisschoppenconferentie stelt, bepaald niet heeft stilgezeten. De Ondernemingskamer ziet geen feiten en omstandigheden waaraan de Bisschoppenconferentie het gerechtvaardigd vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat SKU geen enquêteverzoek zou doen. De Bisschoppenconferentie wordt niet onredelijk benadeeld doordat SKU het enquêteverzoek heeft gedaan, ook niet doordat zij kosten van verweer maakt en zij of zelfs de rooms-katholieke kerk daardoor reputatieschade lijdt. De vraag of de Bisschoppenconferentie onredelijk wordt beperkt in de uitoefening van de haar toekomende rechten indien het verzoek (in het bijzonder voor zover het strekt tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen) wordt toegewezen is een andere kwestie die bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoek aan de orde komt.
Gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken?
4.1
De Ondernemingskamer stelt voorop dat aan de Bisschoppenconferentie statutair de bevoegdheid toekomt om de leden van het bestuur van SKU te benoemen en te ontslaan. Het bestuur van SKU heeft het recht bestuursleden voor te dragen, maar de Bisschoppenconferentie is aan die voordracht niet gebonden en de Bisschoppenconferentie is ook bevoegd zonder voordracht bestuursleden te benoemen (zie 3.1). Dat is tussen partijen ook niet in geschil. Daaruit volgt dat de Bisschoppenconferentie ervoor verantwoordelijk is dat het bestuur van SKU adequaat is samengesteld met het oog op de functie van SKU als toezichthoudend orgaan van de universiteit en het UMC. De Bisschoppenconferentie is aldus te beschouwen als een orgaan van SKU en dient zich als zodanig te richten naar het belang van SKU en de door haar in stand gehouden ondernemingen.
4.11
De universiteit en het UMC zijn omvangrijke en complexe organisaties die beide een cruciale maatschappelijke rol vervullen en in belangrijke mate worden gefinancierd door de overheid en uit andere collectieve middelen (zie 3.10 tot en met 3.12). De universiteit en het UMC kunnen hun rol bovendien slechts vervullen door intensieve samenwerking met tal van andere organisaties in binnen- en buitenland. Een adequaat samengesteld orgaan dat toezicht houdt op het College van Bestuur en de Raad van Bestuur is daarom niet zozeer een particuliere aangelegenheid als wel een zaak van publiek belang. Het beginsel van inrichtingsvrijheid is daarom niet leidend. Indien bij de samenstelling van het bestuur van SKU hedendaagse voorschriften en opvattingen over
good governance(zie 3.3 en 3.4) niet in acht worden genomen, worden niet alleen het belang van SKU en de door haar in stand gehouden ondernemingen geschaad, maar ook het maatschappelijk belang dat is gediend bij de goede vervulling van hun taken.
4.12
Naar eigen zeggen laten de bisschoppen zich bij de kerkelijke eisen die gesteld worden aan leden van het bestuur leiden door de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding. Het standpunt van de Bisschoppenconferentie dat zij haar benoemingsbevoegdheid kan uitoefenen ten dienste van haar eigen belang, dat van de rooms-katholieke kerk of louter ter bewaking of bevordering van (haar opvatting over) de katholieke identiteit van SKU, de universiteit en het UMC is onjuist. Voor zover de Bisschoppenconferentie slechts de door haar vereiste mate van katholiciteit van de door SKU voorgedragen kandidaten toetst (zie 3.36), vat zij haar verantwoordelijkheid te beperkt op.
4.13
Vanaf juli 2014 doen zich met betrekking tot de benoeming van bestuursleden van SKU zodanige problemen voor dat de portefeuille Onderwijs & Onderzoek al vanaf 1 februari 2016 vacant is, het bestuur sindsdien uit minder leden bestaat dan statutair is voorgeschreven en drie van de zes bestuursleden thans noodgedwongen een derde termijn vervullen, die bovendien op afzienbare termijn teneinde loopt (zie 2.3). In het licht van het zwaarwegende (ook publieke) belang van een adequate samenstelling van het bestuur van SKU is dit reeds een gegronde reden om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen.
4.14
Het geschil over de wijze waarop de Bisschoppenconferentie gebruik maakt van haar bevoegdheid tot benoeming van bestuursleden heeft voorts tot gevolg dat tussen SKU en de Bisschoppenconferentie een impasse bestaat met betrekking tot de door SKU beoogde herstructurering. SKU en de Bisschoppenconferentie vinden beide dat een herstructurering door verzelfstandiging van de universiteit en van het UMC nodig is, maar de uitvoering daarvan wordt geblokkeerd doordat zij geen overeenstemming kunnen bereiken over het aantal leden van de raden van toezicht dat de Bisschoppenconferentie na de ontvlechting bevoegd is te benoemen. Ook die impasse en het als gevolg daarvan uitblijven van de door beide partijen nodig geachte herstructurering is een gegronde reden om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen.
4.15
De Ondernemingskamer zal daarom een onderzoek gelasten naar het beleid en de gang van zaken van SKU met betrekking tot de benoeming van bestuursleden en met betrekking tot de besluitvorming ten aanzien van de beoogde herstructurering, in welk onderzoek in het bijzonder de rol van de Bisschoppenconferentie zal worden betrokken.
4.16
Het standpunt van de Bisschoppenconferentie dat een onderzoek overbodig is omdat de feiten al bekend zijn, deelt de Ondernemingskamer niet. Zoals hieronder aan de orde komt, bestaat onder meer onduidelijkheid over de mate waarin en de reden waarom de Bisschoppenconferentie vanaf 2014 strengere kerkelijke criteria heeft aangelegd dan voorheen en is onvoldoende duidelijk welke criteria de Bisschoppenconferentie thans hanteert en of de Bisschoppenconferentie de aanbevelingen van de CvGD op dit punt (zie 3.28) volledig onderschrijft. Ook de vraag of de door de Bisschoppenconferentie vereiste mate van katholiciteit van bestuursleden leidt tot een beperking van het aantal beschikbare kandidaten en daarmee een belemmering vormt voor de benoeming van een voldoende gekwalificeerd bestuur van SKU, verdient nader onderzoek.
4.17
Een afweging van belangen leidt niet tot afwijzing van het enquêteverzoek. SKU heeft een zwaarwegend en dringend belang bij een oplossing van de gerezen problemen. De belangen van de Bisschoppenconferentie bij afwijzing van het enquêteverzoek wegen daar niet tegenop.
4.18
De Ondernemingskamer zal bepalen dat het onderzoek betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met de dag van deze beschikking.
Onmiddellijke voorzieningen
4.19
Aan de genoemde redenen voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken ligt een fundamenteel verschil van inzicht tussen het bestuur van SKU en de Bisschoppenconferentie ten grondslag over de wijze waarop en de mate waarin SKU en meer in het bijzonder de universiteit en het UMC gestalte (dienen te) geven aan hun katholieke identiteit.
4.2
De Bisschoppenconferentie ontleent haar opvatting daarover aan de ECE (zie 3.6) en de door haar op basis daarvan opgestelde Toepassingsnormen (zie 3.8), de Algemene Bepalingen (zie 3.7) en de opvattingen van de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding (zie 3.9). De essentie daarvan is dat de universiteit en het UMC zich als katholieke instellingen moeten laten leiden door de leer van de rooms-katholieke kerk.
4.21
SKU, het College van Bestuur en de Raad van Bestuur stellen zich op het standpunt dat de katholieke identiteit van de universiteit en het UMC een meer algemene (en deels historische) betekenis heeft. Ze hebben daarbij verwezen naar de artikel 2 lid 2 van de statuten (zie 3.1) en de onder 3.10 en 3.11 weergegeven taakopvatting van de universiteit en het UMC. Ter zitting hebben zij voorts gewezen op het feit dat slechts een (kleine) minderheid van de studenten en de medewerkers van de universiteit en het UMC zichzelf als katholiek beschouwt. Dat geldt ook voor degenen aan wie het UMC zorg verleent, aannemende dat de levensbeschouwelijke samenstelling van de patiëntenpopulatie van het UMC niet wezenlijk afwijkt van die van de Nederlandse bevolking. Voor de universiteit en het UMC is de leer van de rooms-katholieke kerk niet leidend bij onderwijs, onderzoek en medische behandelingen. Met betrekking tot het UMC geldt dat in het bijzonder bij medisch-ethische vraagstukken. Zo brengt de katholieke identiteit van het UMC wel mee dat uitvoerig wordt gereflecteerd op levensbeschouwelijke vraagstukken, maar staat de katholieke identiteit er niet aan in de weg dat het UMC besloten heeft in te gaan op het verzoek van het ministerie van VWS om in het UMC transgenderbehandelingen en -operaties aan te bieden, aldus de toelichting door de Raad van Bestuur ter zitting. De Bisschoppenconferentie beschouwt transgenderzorg daarentegen als “een eigenlijk onmogelijk thema” (zie 3.32).
4.22
Het is aannemelijk dat indien de kerkelijke maatstaven worden aangelegd die de Bisschoppenconferentie in 2015 (zie 3.14) en in 2017 (zie 3.24) heeft genoemd – te weten dat bestuursleden de katholieke leer en de regels die de katholieke kerk stelt accepteren, aan het kerkelijke en liturgische leven deelnemen en een levensstaat voeren die daarmee in overeenstemming is – het aantal in aanmerking komende kandidaten zo gering is dat tijdige benoeming van hooggekwalificeerde bestuurders van SKU ernstig wordt belemmerd, met als gevolg dat het bestuur als toezichthoudend orgaan niet adequaat kan worden samengesteld. Ook de CvGD besteedt hieraan in haar rapport van 2 juli 2018 aandacht:

In praktische zin is het van belang om onder ogen te zien dat het aantal personen dat zich in strikte zin houdt aan de normen en regels die de Katholieke kerk stelt, sinds het laatste kwart van de vorige eeuw sterk terugloopt. Evenzeer is het van belang zich te realiseren dat het aantal personen dat voldoet aan de eisen die aan toezichthouders van grote en complexe instellingen als universiteit en UMC worden gesteld, beperkt is. (…) Met andere woorden: het is niet denkbeeldig dat er niet voldoende kandidaten voor een functie in het stichtingsbestuur beschikbaar zijn die aan alle gestelde eisen voldoen.
4.23
Voorts moet worden aangenomen dat het probleem mede in de hand is gewerkt doordat de Bisschoppenconferentie vanaf 2014 strengere kerkelijke criteria is gaan stellen dan voorheen. Dat strookt ook met de mededeling van de huidige bestuurders van SKU ter zitting dat zij zelf niet (allemaal) voldoen aan de thans door de Bisschoppenconferentie aangelegde kerkelijke criteria. Of dat samenhangt met wijzigingen in de samenstelling van de Bisschoppenconferentie onttrekt zich (vooralsnog) aan de waarneming van de Ondernemingskamer. De CvGD schrijft over de ontwikkeling van de kerkelijke criteria:

Op grond van de gang van zaken bij de vervulling van de vacature kan niet worden uitgesloten dat de[Bisschoppenconferentie]
over de levensbeschouwelijke criteria vanaf 2014 scherper is gaan denken. In het begin is de[Bisschoppenconferentie] meer
afwachtend geweest door niet pro-actief één heldere set met criteria te hanteren. Uit de aan de commissie beschikbare documenten komen als kwalificaties die na 2014 onder woorden zijn gebracht, onder meer naar voren: kerkelijke gezindte, levensstaat, doopbewijs, kerkelijk huwelijk (indien gehuwd), geen conflicterende (neven)functies, deelname aan het liturgisch leven, praktiserend gelovige.
4.24
Omdat de factoren die de Bisschoppenconferentie van belang acht sterk verweven zijn met de persoonlijke levenssfeer van de kandidaten – kerkelijk huwelijk, kinderen gedoopt en katholiek opgevoed, deelname aan het liturgisch leven, persoonlijke opvattingen over medisch-ethische kwesties – ligt het in de rede dat (ook katholieke) personen die voldoen aan de professionele vereisten voor de functie, zich niet kandidaat stellen of hun kandidatuur niet handhaven omdat zij er niet voor voelen om door de Bisschoppenconferentie langs deze katholieke meetlat gelegd te worden.
4.25
De Ondernemingskamer constateert voorts dat de Bisschoppenconferentie, ondanks herhaald aandringen door SKU, geen blijk heeft gegeven van een gevoel van urgentie met betrekking tot de benoemingen:
Nadat [L] op 4 juli 2014 was voorgedragen heeft de Bisschoppenconferentie die voordracht pas op 13 november 2014 afgewezen (zie 3.13) en de heroverweging van die afwijzing (zonder ander resultaat) heeft geduurd tot 30 november 2015 (zie 3.15).
De voordracht van [B] op 30 augustus 2016 heeft pas op 24 november 2016 geleid tot een gesprek tussen Mgr. Hendriks en [B] , waarna de afwijzing nog tot 19 december 2016 heeft geduurd (zie 3.16).
Nadat het bestuur van SKU, tezamen met het College van Bestuur en de Raad van Bestuur op 1 juni 2017 te kennen had gegeven de bestaande situatie onhoudbaar te achten, heeft het tot 20 november 2017 geduurd voordat de Bisschoppenconferentie een (niet constructief) voorstel deed, waarbij de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding beslissende invloed zou krijgen aan de hand van strikte kerkelijke criteria (zie 3.21 tot en met 3.24).
Met betrekking tot de op 17 juni 2019 voorgedragen kandidaten (3.33) heeft de Bisschoppenconferentie slechts mondeling kenbaar gemaakt dat en waarom deze kandidaten niet benoembaar zijn (op 3 juli 2019 en 27 november 2019), hetgeen de onduidelijkheid heeft doen voortduren over de door de Bisschoppenconferentie aangelegde criteria (zie 3.35 en 3.36).
4.26
Hoewel het advies van de CvGD (zie 3.28) door zowel SKU als de Bisschoppenconferentie is onderschreven (zie 3.29) en nadien twee bestuursleden zijn benoemd (zie 3.30 en 3.31) is daarmee geen structurele oplossing bereikt. Er zijn thans vier vacatures die op korte termijn vervuld moeten worden, waaronder de sinds 2016 onvervulde vacature voor het bestuurslid met de portefeuille Onderwijs & Onderzoek. Waarom het advies van de CvGD geen structurele oplossing heeft geboden, is niet helemaal duidelijk. Kennelijk heeft de werving en selectie van kandidaten door SKU onvoldoende geschikte kandidaten opgeleverd. Tot een
shortlistvan kandidaten per vacature (zoals voorgesteld door CvGD) is het niet gekomen; SKU heeft per vacature één kandidaat voorgedragen.
4.27
Bovendien is het twijfelachtig of de Bisschoppenconferentie het advies van de CvGD – in het bijzonder voor wat betreft de formulering van de kerkelijke criteria – daadwerkelijk ter harte heeft genomen. De CvGD adviseert dat ook kandidaten benoembaar zijn die niet leven volgens de leer van de katholieke kerk, maar vanuit de eigen levensovertuiging en een andere mate van verbondenheid met de katholieke kerk invulling geven aan het bewaken en bevorderen van de katholieke identiteit van de universiteit en het UMC. Voorop staat het respecteren van de katholieke signatuur en de instandhouding daarvan, aldus de CvGD (zie 3.28). Bij verweerschrift heeft de Bisschoppenconferentie zich echter op het standpunt gesteld dat sinds haar brief van 20 november 2017 (3.24) duidelijkheid bestaat over het vereiste kerkelijk profiel en dat in overeenstemming daarmee door de vertegenwoordiging van de Bisschoppenconferentie in gesprekken met kandidaten als toetsingscriteria worden gehanteerd: (a) is de kandidaat katholiek gedoopt en kerkelijk gehuwd?; (b) zijn eventuele kinderen kerkelijk gedoopt en kerkelijk opgevoed?; (c) is de kandidaat praktiserend en zo ja op welke wijze? en (d) blijkt hun verbondenheid met de kerk in hun huidige functionele leven en hoe blijkt deze ingeval van een mogelijk SKU-bestuurslidmaatschap? Weliswaar heeft de Bisschoppenconferentie in haar brief van 24 december 2019 (zie 3.36) geschreven dat de door haar geformuleerde kerkelijke criteria niet voor iedere kandidaat cumulatief gelden, maar daarmee is nog niet duidelijk hoe de Bisschoppenconferentie de door haar gewenste mate van katholiciteit toetst. Aan de onduidelijkheid draagt bij dat de Bisschoppenconferentie in dezelfde brief vermeldt dat met ieder van de kandidaten gesproken is over onderwerpen van medische ethiek. Welke medisch-ethische opvattingen naar het oordeel van de Bisschoppenconferentie aanvaardbaar zijn en welke niet, heeft zij niet duidelijk gemaakt. De Bisschoppenconferentie heeft er geen blijk van gegeven dat zij, zoals de CvGD heeft geadviseerd, daadwerkelijk (ook) andere kerkelijke maatstaven aanlegt dan zij na overleg met de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding in november 2017 heeft geformuleerd.
4.28
Zoals gezegd kan de Bisschoppenconferentie volgens de statuten ook zonder voordracht bestuurders benoemen. De Bisschoppenconferentie heeft die mogelijkheid vooralsnog niet benut, naar eigen zeggen omdat zij wil komen tot benoeming van “breed gedragen” bestuursleden. Niettemin heeft de Bisschoppenconferentie aangekondigd van die bevoegdheid gebruik te zullen maken (zij het niet voorafgaand aan deze beschikking), omdat door SKU geen kandidaten worden voorgedragen die zij benoembaar acht, er al geruime tijd een vacature is in het bestuur en op korte termijn vacatures zullen ontstaan. De Ondernemingskamer acht dat een heilloze weg. De recente werving en selectie door SKU, daarin bijgestaan door een gespecialiseerd wervingsbureau, heeft er niet toe geleid dat zich gekwalificeerde kandidaten hebben aangemeld die naar het oordeel van de Bisschoppenconferentie voldoende katholiek zijn. De Bisschoppenconferentie heeft ook geen naar haar oordeel geschikte kandidaten onder de aandacht van SKU gebracht gedurende de sollicitatieprocedure. Het is mede daarom bepaald onaannemelijk dat de Bisschoppenconferentie er zelfstandig in slaagt om op korte termijn vier bestuurders van SKU te benoemen die voldoende gekwalificeerd zijn en waarbij die nieuwe bestuurders tezamen met de overblijvende bestuurders een bestuur vormen dat voor wat betreft ieders competenties en voor wat betreft diversiteit adequaat zal zijn samengesteld. Benoeming van toezichthouders zonder het daaraan voorafgaand publiekelijk openstellen van een vacature met gebruikmaking van een profiel, is strijdig met de WHW en artikel 5.3 van de Code goed bestuur universiteiten, miskent de rol van de medezeggenschapsorganen en kan ook anderszins niet worden beschouwd als een adequate wijze van vervulling van de vacatures in het bestuur van SKU.
4.29
Zoals hierboven al is besproken bestaat een impasse met betrekking tot de herstructurering omdat de Bisschoppenconferentie na de herstructurering alle, althans de meerderheid van de leden van de raden van toezicht wil benoemen, de door SKU beoogde herstructurering daarin niet voorziet en voor de herstructurering goedkeuring van de Bisschoppenconferentie nodig is op grond van artikel 21 van de statuten van SKU. Daarnaast denken SKU en de Bisschoppenconferentie verschillend over de vraag welke betekenis toekomt aan de ECE bij het (opnieuw) vaststellen van de statuten. De CvGD heeft aangeraden daarnaar een studie te laten doen door een gezamenlijk ingestelde werkgroep (zie 3.28), maar daarvan is het kennelijk nog niet gekomen (zie 3.32).
4.3
De Bisschoppenconferentie stelt dat zij erop moet toezien dat aan de universiteit de beginselen van de katholieke leer trouw in acht worden genomen. Gelet op de inhoud van de ECE (zie 3.6) en de Toepassingsnormen (zie 3.8) acht de Ondernemingskamer een implementatie daarvan als door de Bisschoppenconferentie beoogd niet goed denkbaar. Gelet op de omvang, wijze van bekostiging, maatschappelijke verantwoordelijkheid, eigen taakopvatting en de levensbeschouwelijke achtergrond van de medewerkers, studenten en patiënten van de universiteit en het UMC, is het irreëel om in de statuten op te nemen dat de universiteit en het UMC de rooms-katholieke leer als leidend voor hun handelen beschouwen, ernaar streven dat een meerderheid van de hoogleraren en staffunctionarissen katholiek is en/of dat een theologisch perspectief een noodzakelijk onderdeel van wetenschappelijk onderzoek is. Dat zou de continuïteit van de universiteit en het UMC op het spel zetten. Het is dus alleszins begrijpelijk dat het bestuur van SKU zich met betrekking tot de implementatie van de ECE weinig toeschietelijk heeft getoond.
4.31
Bovenstaande overwegingen leiden de Ondernemingskamer tot een tweeledige conclusie:
de Bisschoppenconferentie gebruikt haar bevoegdheid tot benoeming van bestuurders van SKU en haar blokkerende stem met betrekking tot wijzigingen van de statuten om een doel te bereiken dat niet bereikbaar is. Het is ondenkbaar dat de universiteit en het UMC aan hun katholieke identiteit (alsnog) gestalte gaan geven op een wijze die overeenkomt met de ECE en de Toepassingsregels.
De wijze waarop de Bisschoppenconferentie haar bevoegdheden daartoe heeft ingezet en voornemens is in te zetten (zie 4.28) schaadt bovendien het belang van SKU, de universiteit en het UMC, omdat het in de weg staat aan een adequate samenstelling van het bestuur van SKU als toezichthoudend orgaan en aan de beoogde herstructurering, die uit een oogpunt van
good governancenodig is.
4.32
Het belang van SKU, de universiteit en het UMC en hun maatschappelijke functie vergen dat aan de bestaande impasse zo spoedig mogelijk een einde komt. De Ondernemingskamer zal daarom onmiddellijke voorzieningen treffen voor de duur van het geding, waarmee wordt beoogd dat de huidige en toekomstige vacatures in het bestuur van SKU op korte termijn kunnen worden vervuld en de herstructurering kan worden gerealiseerd met inbegrip van de samenstelling van de raad van toezicht van de universiteit en raad van toezicht van het UMC. De omstandigheid dat deze onmiddellijke voorzieningen afbreuk doen aan de statutaire bevoegdheden van de Bisschoppenconferentie, weegt niet op tegen het zwaarwegend belang van SKU, de universiteit en het UMC bij een adequate samenstelling van het bestuur van SKU en de beoogde herstructurering en wordt gerechtvaardigd door de omstandigheden die hierboven zijn beschreven.
4.33
Een minder ingrijpende voorziening, die niettemin adequaat is in de gegeven omstandigheden, is naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet voorhanden. Daarbij is van belang dat de te treffen onmiddellijke voorzieningen niet tot gevolg hebben dat SKU, de universiteit en het UMC hun katholieke identiteit verliezen of aan die identiteit op een andere wijze gestalte geven dan thans het geval is. In de conceptstatuten na herstructurering is – zoals thans – die identiteit tot uitdrukking gebracht en staat dat de raad van toezicht erop toeziet dat de katholieke identiteit wordt bewaakt en bevorderd en daarnaast heeft de Bisschoppenconferentie na de herstructurering de bevoegdheid één lid van elk van beide raden van toezicht te benoemen (zie 3.40). In het licht daarvan acht de Ondernemingskamer de suggestie van de Bisschoppenconferentie om bij wijze van onmiddellijke voorziening een derde aan te wijzen die in haar plaats tijdelijk bevoegd is bestuursleden te benoemen, geen adequaat alternatief.
4.34
De Ondernemingskamer volgt niet de suggestie van de Bisschoppenconferentie om de voorzitter van het bestuur van SKU te schorsen en in zijn plaats een tijdelijk bestuurder te benoemen. Anders dan de Bisschoppenconferentie meent is de persoon van de huidige voorzitter niet het probleem, zoals ook blijkt uit de steun voor het verzoek van SKU van het College van Bestuur, de Raad van Bestuur en de beide ondernemingsraden. Niet kan worden verwacht dat door tijdelijke vervanging van de voorzitter van het bestuur van SKU de in het belang van SKU, de universiteit en het UMC vereiste doorbreking van de bestaande impasse wordt bewerkstelligd.
4.35
De Ondernemingskamer zal bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding bepalen dat het bestuur van SKU in afwijking van de statuten exclusief bevoegd is bestuurders van SKU te benoemen en te ontslaan en de voorzitter van het bestuur te benoemen. Het bestuur dient er daarbij zorg voor te dragen dat het bestuur adequaat is samengesteld met het oog op haar taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, waaronder het bewaken en bevorderen van de katholieke identiteit van de universiteit en het UMC.
4.36
De Ondernemingskamer zal voorts bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding bepalen dat het bestuur van SKU bevoegd is om zonder goedkeuring van de Bisschoppenconferentie de herstructurering met inbegrip van de vaststelling van de overgelegde conceptstatuten door te voeren.
Slotsom en kosten
4.37
De conclusie is dat het verzoek van SKU zal worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.
4.38
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek ten laste brengen van SKU.
4.39
De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten niet aanstonds vaststellen. De Ondernemingskamer zal de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het bedrag vaststellen dat het onderzoek ten hoogste mag kosten.
4.4
De Ondernemingskamer zal de Bisschoppenconferentie veroordelen in de kosten van het geding aan de zijde van SKU.

5.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Stichting Katholieke Universiteit over de periode vanaf 1 januari 2014 tot de datum van deze beschikking;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in rechtsoverweging 4.39 de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten aan;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Stichting Katholieke Universiteit, en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. G.C. Makkink tot raadsheer-commissaris;
bepaalt bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
a. dat het bestuur van Stichting Katholieke Universiteit in afwijking van de statuten exclusief bevoegd is tot benoeming en ontslag van bestuurders van Stichting Katholieke Universiteit en tot benoeming van de voorzitter van het bestuur;
dat het bestuur van Stichting Katholieke Universiteit in afwijking van de statuten bevoegd is om (zonder goedkeuring van de Nederlandse Bisschoppenconferentie) te besluiten tot de herstructurering als beschreven in 3.38 en 3.40 en daartoe (i) de statuten van Stichting Katholieke Universiteit te wijzigen conform het als productie 119 overgelegde concept en (ii) de statuten van de op te richten Stichting Radboud Universitair Medisch Centrum vast te stellen conform het als productie 120 overgelegde concept en (iii) per de datum van de herstructurering de leden van de beide raden van toezicht te benoemen met uitzondering van één door de Nederlandse Bisschoppenconferentie te benoemen lid (een en ander overeenkomstig artikel 10 lid 3 en 4 van de conceptstatuten);
veroordeelt de Nederlandse Bisschoppenconferentie in de kosten van de procedure, aan de zijde van Stichting Katholieke Universiteit begroot op € 3.982;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. C.C. Meijer en mr. A.W.H. Vink, raadsheren, en prof. drs. E. Eeftink RA en drs C. Smits-Nusteling, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof en E.S. Nieuwendijk, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.