ECLI:NL:GHAMS:2020:201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
23-003054-18 en 23-001267-18 (gevoegd ter terechtzitting in hoger beroep)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnissen van de politierechter inzake overtreding van een verwijderingsbevel in het dealeroverlastgebied

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de vonnissen van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, die op 6 april 2018 en 27 augustus 2018 zijn gewezen. De verdachte is vijfmaal schuldig bevonden aan het overtreden van een door de burgemeester opgelegd verwijderingsbevel, door zich in een gebied op te houden waar hij zich niet mocht bevinden. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand en 2 maanden, alsook een gebiedsverbod van 6 maanden. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de positieve ontwikkeling van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte heeft sinds juni 2018 geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en staat op de wachtlijst voor een begeleid wonen-traject. Het hof oordeelt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling van de verdachte zou kunnen doorkruisen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om het vonnis van de politierechter te vernietigen ten aanzien van de strafoplegging en heeft het de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren en een taakstraf van 100 uren. Het hof bevestigt het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-003054-18 en 23-001267-18 (gevoegd ter terechtzitting in hoger beroep)
datum uitspraak: 29 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de vonnissen van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 april 2018 en 27 augustus 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-099986-18 en 13-039204-18 en 13-055729-18 en 13-058519-18 en 13-062061-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 december 2019 en 15 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot respectievelijk een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Daarnaast heeft de politierechter een gebiedsverbod voor de duur van 6 maanden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte sinds juni 2018 niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen. De verdachte heeft de afgelopen ander halfjaar laten zien dat het goed gaat en zich gehouden aan de gebiedsverboden. De verdachte staat op de wachtlijst voor een begeleid wonen-traject en ontvangt een uitkering. Dit traject komt in gevaar indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De verdachte heeft zich vijfmaal schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem door de burgemeester gegeven verwijderingsbevel door zich in het dealeroverlastgebied op te houden terwijl hij zich ingevolgde dat bevel aldaar niet mocht bevinden. De naleving van dit soort bevelen is van belang voor de algemene veiligheid en de openbare orde. Dergelijke bevelen worden gegeven om de onaanvaardbaar hoge overlast van en rond straathandel in drugs in bepaalde gebieden van Amsterdam tegen te gaan. Overtreding van dit verbod draagt bij aan gevoelens van onveiligheid bij buurtbewoners, ondernemers, toeristen en andere passanten. Daarnaast getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 december 2019 is de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Met de raadsvrouw is het hof van mening dat er een positieve ontwikkeling bij de verdachte lijkt te zijn ingetreden na mei 2018. Dit weegt het hof sterk in het voordeel van de verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou die positieve ontwikkeling mogelijk doorkruisen. Het hof ziet dan ook aanleiding om af te wijken van de door de politierechter opgelegde straf. Wel is de verdachte vijfmaal de fout in gegaan door zich niet te houden aan de gebiedsverboden. Er kan dan ook niet worden volstaan met alleen de oplegging van enkel een voorwaardelijke straf. Het hof komt daarom tevens tot de oplegging van een taakstraf. De noodzaak van de oplegging van een gebiedsverbod lijkt thans te ontbreken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. M. Jurgens en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 januari 2020.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]