3.6Het Unierechtelijk kader wordt gevormd door artikel 101 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101 lid 3 VWEU op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (hierna: de Groepsvrijstelling) en de daarop gebaseerde, bijbehorende Richtsnoeren (Pb 2010, C 130). Ingevolge artikel 1 lid 1 jo artikel 2 van de Groepsvrijstelling wordt het in artikel 101 lid 1 WVEU neergelegde verbod buiten toepassing verklaard voor verticale overeenkomsten, waaronder selectieve distributieovereenkomsten. Die vrijstelling geldt krachtens artikel 3 van de Groepsvrijstelling niet als het marktaandeel van de leverancier groter is dan 30%. Ook geldt de vrijstelling niet ingeval van zogenaamde hardcorebeperkingen (artikel 4 Groepsvrijstelling). In dat verband is in deze zaak van belang hetgeen artikel 4 Groepsvrijstelling onder b respectievelijk c bepaalt, te weten - kort samengevat - dat de vrijstelling niet van toepassing is op verticale overeenkomsten die tot doel hebben (b) het gebied te beperken waarin de klanten aan wie een afnemer die partij is bij de overeenkomst, contractgoederen of -diensten mag verkopen gevestigd of woonachtig zijn respectievelijk (c) de actieve of passieve verkoop aan eindgebruikers door de op het detailhandelsniveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel te beperken.
3.7.1Het is aan Action Sport om te stellen en te onderbouwen dat de Policy 2013, in het bijzonder het verbod, een inbreuk op het mededingingsrecht oplevert. Selectieve distributiesystemen zijn immers in beginsel toegelaten en worden op zichzelf niet onverenigbaar geacht met (inmiddels) artikel 101 WVEU, zoals ook blijkt uit de bestendige jurisprudentie van het HvJEU die begint met het Metro-arrest van 25 oktober 1977, C-26/76,
Metro SB-Großmärkte/Commissie(ECLI:C:1977:167) en via het l’Oréal-arrest van 11 december 1980, C-31/80,
l’Oréal,(ECLI:C:1980:289) doorloopt tot het Coty-arrest van 6 december 2017, C-230/16,
Coty Germany(ECLI:C:2017: 941). Daaruit volgt tevens dat het HvJEU voor het antwoord op de vraag of (bepalingen van) een selectief distributiesysteem dat (die) niet is (zijn) vrijgesteld onder de Groepsvrijstelling, in strijd is (zijn) met artikel 101 lid 1 VWEU, ook thans nog toetst aan de criteria ontwikkeld in het genoemde Metro-arrest.
3.7.2Action Sport stelt primair dat niet is voldaan aan de Metro-criteria. Neon betwist dat; van een mededingingsbeperking als bedoeld in artikel 101 lid 1 WVEU is in haar visie in het geheel geen sprake. Dit twistpunt behoeft geen beslissing indien het hier aan de orde zijnde selectieve distributiesysteem binnen de grenzen van de Groepsvrijstelling valt, zoals Neon subsidiair betoogt; dan is om die reden geen sprake van strijd met artikel 101 VWEU en is de Policy en het daarin voorkomende beding dus niet nietig. Het hof zal daarom eerst het subsidiaire betoog van Neon bespreken.
3.7.3Om de bescherming van de Groepsvrijstelling te kunnen inroepen dient aan de daarin gestelde eisen te zijn voldaan.
3.7.4Grief 3, die tot uitgangspunt neemt dat de formulering van de Policy 2013 slechts verplichtingen op de distributeur legt en niet op Neon, zodat niet voldaan is aan de definitie van “selectief distributiestelsel” in artikel 1 sub e van de Groepsvrijstelling, strandt op een uitleg van de Policy 2013 naar de Haviltex-maatstaf. Uit de hiervoor onder 4.2 aangehaalde teksten uit de Policy, met name die waarin Neon haar nieuwe distributiestelsel toelicht met de stelling “We want to ensure that our brand and our products are distributed and presented in the right environment” en “All retailers must comply with the new Distribution Policy…” moet worden afgeleid dat Neon zichzelf de verplichting oplegt slechts te verkopen aan partijen die zich jegens haar ertoe verbinden de Policy na te leven. Uit het optreden van Neon zoals dat in deze procedure is gebleken concludeert het hof dat Neon die uitleg onderschrijft en daarnaar handelt en Action Sport heeft dat evenmin anders kunnen begrijpen.
Ook indien de raamovereenkomst tussen Neon en Action Sport niet aan de definitie van selectieve distributie in de Groepsvrijstelling zou voldoen, staat dat aan de toepasselijkheid van de Groepsvrijstelling overigens niet in de weg. Deze bevat immers een vrijstelling voor iedere overeenkomst tussen twee ondernemingen die elk op een verschillend niveau in de productie- of distributieketen werkzaam zijn, welke overeenkomst betrekking heeft op de voorwaarden waaronder partijen goederen of diensten kunnen kopen of (door)verkopen (artikel 1 sub a jo. artikel 2 lid 1 Groepsvrijstelling). Aan dat vereiste voldoet de raamovereenkomst.
3.7.5Action Sport stelt voorts dat Neon een zodanig groot marktaandeel heeft dat de Groepsvrijstelling niet van toepassing is, maar zij onderbouwt die (betwiste) stelling niet. Zij stelt namelijk uitsluitend dat Nike een van de grootste producenten van sportschoenen en vrijetijdskleding ter wereld is, met “op elke markt een aandeel van meer dan 30%.” Het gaat hier, anders dan Action Sport meent, niet om een feit van algemene bekendheid. Deze stelling, die een onderbouwde afbakening van de relevante (product- en geografische) markt ontbeert alsmede een onderbouwde beschrijving van de marktomstandigheden op de te definiëren markt, voldoet niet aan hetgeen van Action Sport kan worden gevergd (zie ECLI:NL:HR:2012:BX0345) en daaraan moet dan ook worden voorbijgegaan. 3.7.6Action Sport meent verder dat voorwaarde voor een toelaatbaar selectief distributiesysteem is dat het om een luxeproduct gaat. Zij benadrukt in dit verband dat Neon haar marketingcampagnes uitdrukkelijk richt op de massa, dat Nikeproducten helemaal geen luxeproducten zijn en dat Nikeproducten ook worden verkocht op websites als La Redoute, Zalando, Otto en bol.com, die niet speciaal een luxe uitstraling hebben.
Het hof stelt vast dat de vrijstelling van selectieve distributie onder de Groepsvrijstelling niet beperkt is tot luxeproducten. Uit de bewoordingen van de Groepsvrijstelling valt een dergelijke beperking niet af te leiden en ook de Richtsnoeren bevestigen in paragraaf 176 met zoveel woorden dat selectieve distributie op grond van de Groepsvrijstelling is vrijgesteld, “ongeacht de aard van het betrokken product of de aard van de selectiecriteria”. Ook als Nikeproducten geen luxeproducten zijn valt het selectieve distributiestelsel van Neon derhalve onder het toepassingsbereik van de Groepsvrijstelling, zolang althans aan de voorwaarden van die Groepsvrijstelling is voldaan. In zoverre kan het hof hier in het midden laten of de Nikeproducten als luxeproducten moeten worden aangemerkt.
Dat in het Coty-arrest van het HvJEU, waarop Action Sport zich in dit verband beroept, luxeproducten worden genoemd is louter het gevolg van de omstandigheid dat het in die zaak om een selectief distributiestelsel voor luxeproducten ging, zodat de rechter die de prejudiciële vragen had gesteld daaraan in die vragen had gerefereerd. De gevolgen van de kwalificatie van Nikeproducten als luxeproducten of niet voor de specifieke vraag of het verbod een hardcore restrictie onder de Groepsvrijstelling vormt, worden hierna onder rov. 3.7.7 besproken.
3.7.7Action Sport stelt voorts dat het verbod een hardcore beperking is als genoemd in de Groepsvrijstelling in artikel 4, in het bijzonder 4 onder b en c. Zij betoogt dat Neon bezig is haar rechtstreekse online verkopen aan het publiek uit te breiden ten koste van haar distributeurs en dat daarom hier sprake is van een dergelijke verboden (doel)beperking.
Het betoog van Action Sport faalt. Vooropgesteld zij dat het verbod niet in zijn algemeenheid verbiedt om het internet te gebruiken om door Neon verkochte producten op de markt te brengen; wel beperkt het de online verkopen tot een aantal geautoriseerde e-tailers. Onder de Policy is gewaarborgd dat de uiteindelijke klant toegang heeft tot het aanbod van de geautoriseerde distributeurs van Neon van Nikeproducten via internet, door het platform van Action Sport, dat van andere geautoriseerde (r)etailers en door gebruik te maken van onlinezoekmachines. Het
HvJEU heeft in rov. 68 van eerdergenoemd Coty-arrest geoordeeld: “Ook indien een verbod als in het hoofdgeding een bijzondere vorm van internetverkoop verbiedt, vormt het in die omstandigheden geen beperking van de klantenkring van de wederverkopers in de zin van artikel 4 onder b) van Vo 330/210, noch een beperking van de passieve verkoop van de erkende wederverkopers aan de eindgebruiker in de zin van artikel 4. onder c), van die verordening.” De omstandigheden waaraan het HvJEU refereert, en die het in rov. 65-67 behandelt, zien erop dat het gebruik van internet niet verboden is (65), dat het kennelijk niet mogelijk is binnen de groep van onlinekopers de klanten van platforms van derden te bepalen (66) en dat de distributie-overeenkomst het de erkende wederverkoper toestaat op internet onder bepaalde voorwaarden reclame te maken, zodat de klant toegang tot het internetaanbod van de erkende wederverkoper heeft. Het luxe-karakter van de producten waarop de Coty-zaak betrekking had wordt daarbij niet genoemd en maakt ook geen verschil voor de door het HvJEU wel genoemde omstandigheden; kennelijk heeft het HvJEU dat luxekarakter voor dit oordeel niet van belang geacht.
Gezien die motivering acht het hof dit oordeel van het HvJEU dan ook eveneens van toepassing in het onderhavige geval, waarin in twijfel wordt getrokken dat het om luxeproducten gaat. Feiten en omstandigheden waarom daarover anders moet worden gedacht heeft Action Sport niet, althans niet voldoende onderbouwd, aangevoerd. Dat het selectieve distributiestelsel vrije toegang van de klant mogelijk maakt tot het internetaanbod van de wederverkoper is in dit geval onder de Policy 2013 gewaarborgd voor Action Sport.
3.7.8Daarbij verdient overigens nog opmerking dat de verkooprestrictie in deze zaak minder ver gaat dan in de Coty-zaak. Action Sport stelt weliswaar dat zij via Amazon een publiek kon bereiken dat anders voor haar onbereikbaar was, maar zij heeft dat niet toegelicht en niet valt in te zien waarom zij datzelfde publiek niet via, bijvoorbeeld, het wel toegelaten platform Zalando kon bereiken. Zelfs als juist is dat Action Sport niet precies wist welke internetplatforms Neon toestond had het op de weg van Action Sport gelegen om zich daarin te verdiepen en daarnaar bij Neon te vragen. Neon kon, teneinde enige controle te houden over de wijze waarop haar producten werden aangeboden en aangeprezen, de toegelaten internetplatforms zoals zij heeft gedaan beperken tot ondernemingen waarmee zij een contractuele band had. Het is een misvatting dat Neon aan Action Sport diende te verantwoorden via welke criteria zij bepaalde met welke internetplatforms zij, Neon, een contractuele band aanging.
3.7.9Het verbod is dus geldig. Daarop stranden de grieven 4, 5, 6, 7 en 8.
3.8.1In eerste aanleg vorderde Action Sport onder C een verklaring voor recht dat de ontbindingsverklaring van Neon zonder rechtsgevolg is gebleven. Kennelijk heeft Action Sport in hoger beroep, gelet op grief 18, bedoeld haar eis te wijzigen in die zin dat voor
ontbindingsverklaringmoet worden gelezen
opzegging. Tegen die eiswijziging is geen bezwaar gemaakt en die is ook niet in strijd met de goede procesorde, zodat op de gewijzigde eis wordt rechtgedaan.
3.8.2.De brief van 16 december 2015 luidt in de Engelse vertaling voor zover van belang (zie rov. 2.8): “
…your Company remains defaulting to comply with your contractual obligations… For this reason we consider our commercial relationship with your company terminated starting from 28 December 2015. From this date onwards, your access to nike.net and to all the Nike systems is terminated.”
Anders dan Action Sport meent heeft het Engelse woord
terminationniet de betekenis van opzegging in Nederlandsrechtelijke zin; het is een algemene term voor beëindiging. De brief die Neon aan Action Sport heeft gezonden was bovendien in het Italiaans gesteld. Kennelijk is ook de gekozen Italiaanse formulering algemeen van aard.
Wat daarvan zij, het komt aan op de betekenis die Action Sport in de gegeven omstandigheden aan deze brief moest toekennen. Elk aanknopingspunt voor de door Action Sport aangehangen visie dat zij in redelijkheid mocht aannemen dat in dit geval niet ontbinding maar opzegging werd bedoeld ontbreekt. In elk geval in de brief van oktober 2015 (rov. 2.7) heeft Neon Action Sport gewezen op de omstandigheid dat zij in strijd met de Policy handelde en haar gesommeerd aan dat handelen binnen 15 dagen een einde te maken. Dat heeft Action Sport niet gedaan. Gelet op de uitdrukkelijke constatering in de brief van december 2015 dat Action Sport herhaaldelijk niet voldeed aan haar contractuele verplichtingen en dat daarom de contractuele relatie beëindigd wordt, moet de brief worden geduid als een ontbindingsverklaring.
3.8.3Dat Action Sport niet voldeed aan haar contractuele verplichtingen en aldus toerekenbaar tekort schoot staat vast, zodat naar het toepasselijke Nederlands recht Neon de raamovereenkomst mocht ontbinden. Voorts is met de brief van oktober 2015 voor zover nodig voldaan aan artikel 6:89 BW, nu aan Action Sport een voldoende termijn is gelaten om een einde te maken aan haar wanprestatie. Action Sport hield zich immers, naar vast staat, niet aan het verbod in de Policy 2013 door via Amazon te verkopen en zij kon daarmee desgewenst onmiddellijk stoppen. De grieven 9, 10 en 18 van Action Sport stuiten daarop af.