ECLI:NL:GHAMS:2020:200

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
23-002878-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met braak en veroordeling voor vernieling van politie-eigendom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor diefstal met braak en vernieling. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal met braak, waardoor de verdachte hiervan werd vrijgesproken. De tenlastelegging betrof onder andere het wegnemen van een rubberboot in Oudkarspel en het opzettelijk vernielen van een telefoon die toebehoorde aan de Politie Noord-Holland Noord. Het hof concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan de vernieling van de telefoon, aangezien hij deze zonder aanleiding had beschadigd. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar het hof besloot in hoger beroep een taakstraf van veertig uren op te leggen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de Politie Noord-Holland Noord, tot schadevergoeding toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de diefstal, maar verklaarde hem wel strafbaar voor de vernieling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002878-18
datum uitspraak: 29 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 augustus 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-107151-18 en 15-126203-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2019, 20 december 2019 en 15 januari 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 1 juni 2018 te Oudkarspel, gemeente Langedijk een (rubber) boot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen boot onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2018 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Politie Noord-Holland Noord toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren. Daartoe heeft de advocaat-generaal – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte varend werd aangetroffen op de boot van aangever en dat zij de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig acht, nu hij zeer wisselend heeft verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft ontkend dat hij de diefstal van de boot heeft gepleegd. Blijkens de aangifte zou de boot in de periode van 28 mei tot en met 1 juni 2018 gestolen moeten zijn. De verdachte is op 1 juni 2018 op de boot van aangever aangetroffen. Alhoewel de situatie te denken geeft, is het hof van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte de wegnemingshandeling die gepaard zou zijn gegaan met braak heeft verricht. De wisselende verklaringen van de verdachte en de enkele vaststelling dat de verdachte is aangetroffen op de boot van aangever zijn daartoe niet voldoende.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 2 juni 2018 te Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, die toebehoorde aan de Politie Noord-Holland Noord heeft vernield.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een telefoon die toebehoorde aan de
Politie Noord-Holland Noord. De verdachte mocht gebruikmaken van de telefoon en heeft deze zonder enige aanleiding vernield. Door aldus te handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en de benadeelde financiële schade berokkend.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 496,10. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Holland Noord

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [benadeelde] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Boot (V3346).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Holland Noord
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Noord-Holland Noord ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
Politie Noord-Holland Noord, ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro)als vergoeding voor
materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op
2 (twee) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 2 juni 2018.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2016, parketnummer 15-126203-16, te weten van:
Een gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.M. van Amsterdam en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 januari 2020.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]