ECLI:NL:GHAMS:2020:1956
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting wegens gebrek aan steunbewijs voor penetratie
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1949, was beschuldigd van verkrachting van zijn kind, [slachtoffer], gepleegd tussen 1991 en 1995. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen, waarbij de verdachte zijn kinderen seksueel zou hebben misbruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kinderen heeft misbruikt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de specifieke aanklacht van verkrachting, omdat het essentiële aspect van penetratie niet kon worden bewezen. De verklaringen van de andere kinderen ondersteunden de verklaring van [slachtoffer] niet in die zin dat er geen andere getuigen waren van de verkrachting. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de aanklacht van verkrachting, maar heeft wel opgemerkt dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van zijn kinderen en hen psychisch en lichamelijk heeft beschadigd. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.