ECLI:NL:GHAMS:2020:1915

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
23-002428-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met positieve ontwikkelingen in persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1968, was beschuldigd van diefstal in vereniging van goederen uit een supermarkt in Alkmaar op 6 maart 2018. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van winkelgoederen, waaronder bier, scheermesjes en koffie, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de diefstal heeft gepleegd en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd om proceseconomische redenen. Het hof achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, maar het hof hield rekening met positieve ontwikkelingen in zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte had een klinische behandeling afgerond en volgde ambulante behandelgesprekken om zijn alcohol- en drugsgebruik onder controle te houden. Het hof besloot om de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke straf, om zijn positieve ontwikkeling niet te doorkruisen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de recidive en de positieve veranderingen in het leven van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002428-18
datum uitspraak: 3 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2018 in de strafzaak onder parket-nummer 15-046995-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 6 maart 2018 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer winkelgoederen (waaronder bier en/of scheermesjes en/of koffie), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf [naam], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, om proceseconomische redenen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen op 6 maart 2018 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, winkelgoederen, waaronder bier, scheermesjes en koffie, toebehorende aan winkelbedrijf [naam], heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededader op één dag tweemaal schuldig gemaakt aan brutale winkeldiefstallen van een zeer aanzienlijke hoeveelheid goederen met een totaalwaarde van meer dan 700,00 euro in een filiaal van [naam]. Winkeldiefstallen schenden het eigendomsrecht van het betreffende bedrijf en brengen materiële schade, hinder en overlast voor de gedupeerde met zich mee. Tevens wordt de samenleving gedupeerd, omdat winkelbedrijven de schade plegen door te berekenen in de verkoopprijzen van hun goederen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 mei 2020 is hij bovendien veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Dit weegt het hof in zijn nadeel.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive kan in beginsel enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passend worden beschouwd. Toch zal het hof bij wijze van laatste kans voor de verdachte thans volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. De redenen hiervoor zijn als volgt.
Uit een rapport van Tactus, gedateerd op 3 september 2019, en een e-mail van een reclasseringswerker van 4 juni 2020 volgt dat de verdachte momenteel een positieve ontwikkeling doormaakt. Hij heeft inmiddels een klinische behandeling afgerond bij de Forensische Verslavingskliniek Piet Roorda in Zutphen en daarna is hij op 14 januari 2020 doorgestroomd naar het Korte Verblijf Tehuis van de JP van den Bent Stichting in Ugchelen. Daarnaast volgt hij ambulante behandelgesprekken om zijn alcoholgebruik onder controle te kunnen blijven houden en een terugval in drugsgebruik te voorkomen. De verdachte stelt zich hierbij coöperatief op en houdt zich aan de afspraken. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting laten weten dat de verdachte op de wachtlijst staat voor een vervolgplek voor langdurig verblijf.
Aldus lijkt het er op dat de verdachte de ambitie heeft om eindelijk zijn drugsgebruik en (daarmee samenhangend) crimineel gedrag achter zich te laten. Dit vindt in zoverre weerklank in het genoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie, dat daaruit volgt dat de verdachte na zijn opname in de verslavingskliniek geen strafbare feiten meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen.
Gelet op het voorgaande acht het hof, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, het in het belang van de verdachte en de samenleving dat deze positieve ontwikkeling niet wordt geblokkeerd of doorkruist door een straf die zou meebrengen dat de verdachte wederom in detentie moet verblijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. W.M.C. Tilleman en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2020.
[…]