ECLI:NL:GHAMS:2020:1892
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Levenstestament en verzoek tot bewind: rechtmatigheid en wilsbekwaamheid
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, geboren in 1932, die verblijft in een verpleeghuis. De rechthebbende had eerder een levenstestament opgesteld waarin haar kinderen, appellante, [belanghebbende A] en [belanghebbende B], als gevolmachtigden waren aangewezen. Appellante verzet zich tegen de onderbewindstelling, stellende dat de rechthebbende niet de wil had om dit verzoek in te dienen en dat de onderbewindstelling in strijd is met de onherroepelijke volmacht die zij had afgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende wilsbekwaam was ten tijde van het indienen van het verzoek tot onderbewindstelling en dat de kantonrechter terecht de onderbewindstelling heeft toegewezen. Het hof oordeelt dat de rechthebbende, ondanks het bestaan van het levenstestament, de keuze had om een professionele bewindvoerder aan te stellen, wat in haar belang was om een eerlijke behandeling van haar kinderen te waarborgen. De benoeming van de bewindvoerder is door het hof bekrachtigd, waarbij het hof ook de onafhankelijkheid van de bewindvoerder heeft bevestigd. De beslissing van de kantonrechter is derhalve in stand gehouden.