€ 49.000,-: € 49.000,-: de rechtbank heeft aannemelijk geacht dat dit deel van een totaal van € 120.001,- aan van 21 maart 2012 tot en met 21 augustus 2014 overgeboekte bedragen indertijd is terechtgekomen op een afzonderlijke spaarrekening ten behoeve van het opbouwen van een financiële buffer voor [dochter A van geïntimeerden] , de verstandelijk beperkte dochter van geïntimeerden, ook al zijn die bedragen in een later stadium overgeboekt naar een rekening op naam van geïntimeerde sub 1;
€ 49.000,-: € 30.000,-: de rechtbank heeft geoordeeld dat geïntimeerden voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de overboeking van dit bedrag op 18 september 2015 een schenking van erflaatster aan henzelf betreft;
€ 49.000,-: € 42.500,-: de rechtbank heeft geoordeeld dat geïntimeerden genoegzaam hebben aangetoond dat de betaling van dit bedrag in oktober 2015 aan de notaris in Spanje is verricht en betrekking heeft op de kosten verbonden aan de schenking van het huis in Gran Canaria aan geïntimeerde sub 2;
€ 49.000,-: € 20.000,-, op 14 november 2015 gestort voor “ [dochter B van geïntimeerden] / [broer van geïntimeerde sub 2] ”, respectievelijk de andere dochter van geïntimeerden en de broer van geïntimeerde sub 2: de rechtbank heeft geoordeeld dat niet valt in te zien dat erflaatster niet aan geïntimeerden de vrijheid heeft gegund om dit bedrag aldus over de tot de naaste familieleden behorende ontvangers te verdelen als blijkens de overgelegde aangiften is gebeurd;
€ 49.000,-: € 4.000,- totaal opgenomen van 9 oktober 2014 tot en met 12 oktober 2014, € 4.000,- totaal opgenomen op 17 december 2014 en € 4.000,- totaal opgenomen op 18 februari 2015: de rechtbank heeft geoordeeld dat appellante tegenover de onderbouwde betwisting door geïntimeerden (dat het contant geld betreft dat erflaatster had gevraagd om mee te nemen naar Gran Canaria) haar vordering onvoldoende heeft gemotiveerd;
€ 49.000,-: € 680,- overboeking op 6 maart 2015 naar de rekening van geïntimeerde sub 1 met vermelding “bed voor [dochter B van geïntimeerden] ”: in het licht van de onweersproken goede band tussen erflaatster en geïntimeerden en hun gezin kwam het de rechtbank niet onaannemelijk voor dat erflaatster het bed voor [dochter B van geïntimeerden] wilde kopen die zij feitelijk als een kleindochter beschouwde en had appellante daar tegenover onvoldoende aangevoerd;
€ 49.000,-: € 348,- overboeking op 2 november 2015 naar de rekening van geïntimeerde sub 1 voor de aanschaf van een iPad: geïntimeerden hebben daarover verklaard dat erflaatster de iPad, die zij voor zichzelf heeft laten kopen, de dag voor haar overlijden aan haar vriendin [X] heeft gegeven: op grond van de schriftelijke verklaring van mr Helmig (de opvolgend executeur) dat de iPad op het moment van overlijden van erflaatster al in het bezit was van [X] , heeft de rechtbank geoordeeld dat de iPad op dat moment niet meer tot de nalatenschap behoorde.
€ 71.001,- € 71.001,- van een totaal van € 120.001,- aan van 21 maart 2012 tot en met 21 augustus 2014 overgeboekte bedragen: de rechtbank heeft geoordeeld dat dit deel van de bedragen niet op een aparte rekening ten behoeve van [dochter A van geïntimeerden] is terechtgekomen en dat geïntimeerden niet hebben onderbouwd dat de door hen aangevoerde constructie (voorkomen dat de bedragen op naam van [dochter A van geïntimeerden] komen te staan teneinde haar Wajong-uitkering veilig te stellen) en de daarmee gemoeide bedragen bij erflaatster bekend waren en [dochter A van geïntimeerden] voldoende zekerheid bood;
€ 71.001,- € 8.000,-, op de sterfdag van erflaatster overgeboekt van de rekening van erflaatster naar een rekening van geïntimeerde sub 1: de rechtbank heeft geoordeeld dat dit bedrag door erflaatster niet als schenking was geoormerkt en niet is uitgegeven aan kosten die na het overlijden van erflaatster noodzakelijk zijn geworden;
€ 71.001,- € 1.173,- via een rekening van geïntimeerde sub 1 op 14/15 oktober 2015 overgemaakt naar een elektronicazaak voor de aanschaf van een televisie: de rechtbank heeft geoordeeld dat de door geïntimeerden gestelde schenking van de televisie nog niet feitelijk had plaatsgevonden voor het overlijden van erflaatster en is van deze bedoeling niets op schrift gesteld. De televisie dient in beginsel te worden afgegeven aan appellante. Indien geïntimeerden de televisie wensen te behouden dienen zij het aankoopbedrag aan de nalatenschap te vergoeden.