ECLI:NL:GHAMS:2020:1873
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep op grond van artikel 416 lid 2 Sv
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis. Tijdens de zitting op 27 mei 2020 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat hij zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Hij verzocht het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof heeft, na kennisname van de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de raadsman, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Daarom heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. J.J.I. de Jong niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.