ECLI:NL:GHAMS:2020:1873

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
23-000497-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep op grond van artikel 416 lid 2 Sv

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis. Tijdens de zitting op 27 mei 2020 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat hij zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Hij verzocht het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof heeft, na kennisname van de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de raadsman, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt. Daarom heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. J.J.I. de Jong niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000497-19
datum uitspraak: 27 mei 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 februari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-019781-19, 15-197148-18 (TUL) en 15-258433-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 mei 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkend tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en het standpunt van de raadsman van de verdachte.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsman heeft ter terechtzitting van 27 mei 2020 namens de verdachte te kennen gegeven dat hij zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en dat hij het hof verzoekt hem op grond van artikel 416, tweede lid, Sv in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Naar aanleiding daarvan en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. J.J.I. de Jong en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 mei 2020.
mr. J.J.I. de Jong is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.