ECLI:NL:GHAMS:2020:1871

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
23-001176-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 20 maart 2019, maar heeft op 26 mei 2020 via zijn raadsvrouw laten weten dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. De raadsvrouw heeft verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft dit verzoek in overweging genomen en vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak. Daarom heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001176-19
datum uitspraak: 27 mei 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw, na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 maart 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-001793-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 mei 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van het bij e-mail van 26 mei 2020 aan het hof toegezonden standpunt van de raadsvrouw van de verdachte, strekkend tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op de voet van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en de dienovereenkomstige vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is aangevangen op 22 augustus 2019. Aldaar heeft de raadsvrouw namens de verdachte bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Bij e-mail van 26 mei 2020 heeft de raadsvrouw namens de verdachte te kennen gegeven dat hij zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en dat hij het hof verzoekt hem op grond van artikel 416, tweede lid, Sv in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Naar aanleiding daarvan en nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 mei 2020.