In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling, hoofdverblijfplaats en kinderalimentatie van twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De ouders, die in 2012 zijn getrouwd en in 2017 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk het gezag over hun kinderen. De moeder verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en een co-ouderschapsregeling in te voeren, terwijl de vader de verzoeken van de moeder afwees en de bestaande regeling wilde handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling onduidelijkheid schept voor de kinderen en heeft besloten om een co-ouderschapsregeling in te voeren, waarbij de kinderen om de week bij respectievelijk de vader of de moeder verblijven. De hoofdverblijfplaats van [kind A] is bij de moeder bepaald en die van [kind B] bij de vader. Tevens is de kinderalimentatie opnieuw vastgesteld, waarbij de vader € 276,- per maand aan de moeder moet betalen en de moeder € 20,- per maand aan de jongmeerderjarige. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk bekrachtigd en voor het overige vernietigd.