Tussen partijen staat als niet weersproken vast dat [appellant] kort na het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen partijen (op 23 september 2016) op 28 september 2016 contact heeft opgenomen met [B] en op 6 oktober 2016 met [C] en bij beiden heeft geïnformeerd naar hun belangstelling voor een technische functie elders en dat [appellant] in zijn functie bij Krosto met beide genoemde personen regelmatig contact heeft gehad. De boetes die Krosto in deze procedure vordert - het hof komt daarop hierna nog terug bij de bespreking van de vordering in reconventie - hebben, waar het de overtreding van het concurrentie- en het relatiebeding betreft, betrekking op de hiervoor genoemde contacten die [appellant] met [B] en [C] heeft gehad. Het concurrentie- en relatiebeding in de laatste arbeidsovereenkomst tussen partijen (artikelen 9.2 en 9.3) luidt:
“
Het is de werknemer verboden om gedurende een periode van 1 (een) jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst binnen Europa in enigerlei vorm een Concurrerende Onderneming te vestigen, te drijven, te doen drijven, mede te drijven, hetzij direct, hetzij indirect, of daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben.”
en
“
het is de werknemer verboden om gedurende een periode van 1 (een) jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst contact te hebben met, zijn/haar diensten aan te bieden aan of werkzaam te zijn voor of bij Relaties, en/of indirect betrokken te zijn bij een onderneming, die aan Relaties diensten verleent. Het is werknemer voorts verboden om in welk opzicht dan ook te bevorderen, direct of indirect, dat Relaties naar een Concurrerende Onderneming overgaan.”
[appellant] kan worden toegegeven dat het concurrentiebeding mogelijk zo ruim is geformuleerd dat [appellant] daardoor onbillijk wordt benadeeld voor zover het beding concurrerende activiteiten buiten Nederland verbiedt. Krosto heeft weliswaar gesteld dat zij ook cliënten buiten Nederland bedient maar niet dat zij ook vestigingen buiten Nederland heeft. [appellant] heeft ook aangevoerd dat [B] en [C] technisch personeel betreffen, waar Krosto geen enkele relatie mee heeft. Als er op die gronden al aanleiding zou zijn voor het gedeeltelijk vernietigen en beperken van de bedingen, dan zou die beperking nooit zo ver gaan dat het [appellant] niet verboden zou zijn geweest gedurende één jaar na het einde van de arbeidsrelatie tussen partijen werkzaam te zijn voor De Technisch Detacheerder BV of om contact op te nemen met [B] en [C] , met wie hij als consultant van Krosto contact had gehad. Nu de onderhavige procedure boetes voor deze werkzaamheden en contacten betreft, behoeft niet te worden onderzocht of er voor gedeeltelijke vernietiging van de bedingen aanleiding zou zijn geweest.