ECLI:NL:GHAMS:2020:1831

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
200.242.253/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadebegroting en aansprakelijkheid in civiele procedure tegen ABN Bouw

In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 21 januari 2020, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een schadebegroting. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.M. Don, heeft ABN Bouw en haar vennoten aangeklaagd wegens gebreken in de uitvoering van een overeenkomst. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat ABN Bouw tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot verschillende gebreken, waaronder corrodeerde radiatoren en gebrekkige afvoer in de badkamer. De rechtbank had de vordering van de appellant in eerste instantie afgewezen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verklaring voor recht alsnog gegeven.

De appellant heeft vervolgens schadeposten ingediend ter hoogte van € 4.832,74 voor de radiatoren, € 4.307,60 voor het leidingwerk en € 544,50 voor de kitvoeg. Het hof heeft echter geoordeeld dat de schadeopstellingen van de appellant onvoldoende onderbouwd zijn en niet aannemelijk gemaakt. ABN Bouw heeft de totale schade begroot op € 985,46, wat het hof heeft overgenomen. Het hof heeft de kosten van het hoger beroep gecompenseerd, omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.

De uitspraak van het hof houdt in dat ABN Bouw hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van € 985,46 aan de appellant, en dat het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de schadevergoeding wordt vernietigd, terwijl het overige vonnis wordt bekrachtigd. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.242.253/01
zaaknummer rechtbank : C/15/256473 / HA ZA 17-201
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juni 2020
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. N.M. Don te Amsterdam,
tegen

1.de vennootschap onder firma ABN BOUW,

gevestigd te Haarlem,
alsmede haar beide vennoten
2.
[vennoot 1]en
3.
[vennoot 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.N. Mense te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en ABN Bouw c.s. genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 21 januari 2020 een tussenarrest uitgesproken (verder ook: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar het tussenarrest verwezen.
Ingevolge het tussenarrest heeft [appellant] een akte, met producties, genomen. Vervolgens hebben ABN Bouw c.s. een antwoordakte, eveneens met producties, genomen.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
In het tussenarrest heeft het hof, kort samengevat, geoordeeld dat ABN Bouw ten aanzien van de in overweging 3.4 van dat arrest opgesomde gebreken B (gecorrodeerde radiatoren), C (gebrekkige afvoer badkamer 2e etage) en F (gebrekkig aangebrachte kitvoeg tussen wandtegelwerk rondom open haard) is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk is, (dit laatste) evenals haar vennoten, dat de door [appellant] gevorderde verklaring voor recht in zoverre ten onrechte door de rechtbank is afgewezen en – onder vernietiging in zoverre van het bestreden vonnis in conventie – alsnog zal worden gegeven en dat de andere grieven van [appellant] , waaronder die met betrekking tot de door hem gestelde gebreken G, H, I, O en P, falen. Het hof heeft het wenselijk geacht de schade zelf te begroten en om die reden [appellant] in de gelegenheid gesteld diens schade ten aanzien van de gebreken B, C en F nader (in bedragen) te specificeren, toe te lichten en met stukken te onderbouwen, waarna ABN Bouw c.s. daarop bij antwoordakte mochten reageren. De zaak is daartoe naar de rol verwezen.
2.2.
[appellant] stelt de door hem te lijden schade (hij heeft na te noemen werkzaamheden kennelijk nog niet laten uitvoeren) ten aanzien van gebrek B op € 4.832,74 inclusief btw, te vermeerderen met € 450,00 in verband met de plaatsing van een container. Naar uit de door [appellant] bij zijn akte na tussenarrest overgelegde offerte van [X] blijkt, betreft dit het demonteren van bestaande radiatoren en het plaatsen van nieuwe radiatoren op de zolder aan de voor- en achterzijde, de logeerkamer, de slaapkamer aan de achterzijde en de woonkamer aan de voor- en achterzijde, alsmede installatiemateriaal. Terecht merken ABN Bouw c.s. in hun antwoordakte echter op dat het hof in het tussenarrest (overweging 3.5.2) heeft geoordeeld dat het niet gaat om corrosie aan de radiatoren (zelf) maar om “(c)orrosie van meerdere koppelingen van de radiatorknop ter plaatse van de aansluiting op de radiator”, dat uit het rapport van Bouwpathologie niet blijkt dat alle koppelingen gecorrodeerd zijn, dat [appellant] niet stelt of onderbouwt dat de radiatoren doorgeroest zijn en dat niet blijkt waarom volledige vervanging van de radiatoren noodzakelijk is. Het hof acht, mede gezien deze reactie van ABN Bouw c.s., de schadeopstelling van [appellant] ter zake onvoldoende toegelicht en evenmin aannemelijk gemaakt.
2.3.
[appellant] stelt de door hem te lijden schade (hij heeft ook na te noemen werkzaamheden kennelijk nog niet laten uitvoeren) ten aanzien van gebrek C op € 4.307,60 inclusief btw voor het herstellen van het leidingwerk en op € 8.409,50 inclusief btw voor het leeghalen van de badkamer, het slopen en het opnieuw leggen van alle vloer- en wandtegels. [appellant] heeft evenwel, zoals ABN Bouw c.s. in hun antwoordakte terecht hebben aangevoerd, niet uitgelegd waarom (al) deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het herstel van de gebrekkige afvoer. Hierbij wordt nog opgemerkt dat volgens het rapport van Bouwpathologie het herstel van alle daarin genoemde verborgen gebreken, waaronder het onderhavige, werd geraamd op € 12.700,00 “all-in”, terwijl [appellant] ten aanzien van alleen deze post uitkomt op ongeveer dat bedrag. Het hof acht ook deze schadeopstelling van [appellant] onvoldoende toegelicht en niet aannemelijk gemaakt.
2.4.
[appellant] stelt de door hem te lijden schade (hij heeft ook na te noemen werkzaamheden kennelijk nog niet laten uitvoeren) ten aanzien van gebrek F op € 544,50 inclusief btw. De offerte ter zake van Toprak Stone B.V. vermeldt echter, zoals ABN Bouw c.s. in hun antwoordakte ook opmerken, niet welke werkzaamheden voor dit bedrag zullen worden uitgevoerd en welke materiaal- en arbeidskosten hiermee zijn gemoeid. Ook [appellant] zegt daar niets over. Ook deze schadepost acht het hof daarom onvoldoende toegelicht en niet aannemelijk gemaakt.
2.5
ABN Bouw c.s. hebben de schade met betrekking tot de gebreken B, C en F in totaal begroot op € 223,16 inclusief btw voor materiaalkosten en op € 762,30 inclusief btw voor arbeid en het hof verzocht de schade vast te stellen op de som van deze bedragen, te weten € 985,46 inclusief btw. Het hof ziet bij gebreke van een deugdelijke toelichting door [appellant] van de door hem opgevoerde (hogere) schadeposten, geen aanleiding een hoger bedrag toe te wijzen dan dit door ABN Bouw c.s. berekende bedrag, welk bedrag toewijsbaar is.
2.6.
De slotsom van al hetgeen in het tussenarrest en hiervoor is overwogen is, dat het bestreden vonnis voor wat betreft het dictum onder 5.2 zal worden vernietigd, dat de door [appellant] gevraagde verklaring voor recht zal worden gegeven ten aanzien van de gebreken B, C en F, dat ABN Bouw c.s. hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 985,46 aan schadevergoeding, dat het door [appellant] meer of anders gevorderde zal worden afgewezen en dat het bestreden vonnis voor al het overige zal worden bekrachtigd. Het hof zal de kosten van het hoger beroep tussen partijen compenseren omdat zij over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 november 2017, waarvan beroep, voor wat betreft onderdeel 5.2 en, in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart voor recht dat ABN Bouw jegens [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten met betrekking tot de (verborgen) gebreken zoals omschreven in overweging 3.4, onderdelen B, C en F, van het tussenarrest van 21 januari 2020;
veroordeelt ABN Bouw c.s. hoofdelijk tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 985,46 inclusief btw ten titel van schadevergoeding;
bekrachtigt voormeld vonnis voor al het overige;
verklaart dit arrest ten aanzien van voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het door [appellant] meer of anders gevorderde af;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en S. van Gulijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2020.