Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
geen overlast veroorzaken, voorgeschreven medicatie innemen, huisbezoeken van ambulant behandelaar toelaten en geen onveilige of gevaarlijke situaties door gebruik van middelen.’
‘bewoner is vannacht doorgeslagen en opgepakt door de politie. Voordeur staat nu open. Slot is eruit. Kozijn ontzet. Nieuwe deur plaatsen, kozijn herstellen. Melden dat de sleutel op kantoor te halen is.’Diezelfde dag hebben medewerkers van Aannemersbedrijf [A] het gehuurde voorzien van een nieuwe voordeur en een nieuw kozijn.
3.Beoordeling
Wooncompagnie heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [X] een levensgevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen door het gasfornuis van de muur te trekken, de gasslang los te laten hangen en er aldus voor heeft gezorgd dat in de woning gas heeft kunnen lekken. Daarnaast heeft Wooncompagnie onder meer aangevoerd dat [X] (de tuin bij) het gehuurde niet goed onderhoudt, dat hij het gehuurde heeft beschadigd en dat omwonenden van [X] bezwaren hebben tegen diens terugkeer naar het gehuurde.
De kantonrechter heeft daartoe, samengevat, overwogen dat het onderhoud van de tuin bij het gehuurde niet (langer) te wensen overlaat en dat uit de door Wooncompagnie overgelegde foto’s zonder toelichting niet zonder meer valt te zien dat de woning (onacceptabel) vervuild is. Ten aanzien van de gestelde vernielingen heeft de kantonrechter overwogen dat Wooncompagnie onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd welke vernielingen zijn aangericht. Daarbij heeft [X] onweersproken gesteld dat de door hem veroorzaakte beschadigingen aan het gehuurde (door hem) te herstellen zijn en dat eventuele door Wooncompagnie gemaakte kosten in dit verband door hem zullen worden vergoed. Voor wat betreft het door Wooncompagnie gestelde in het leven roepen van een levensgevaarlijke situatie heeft de kantonrechter overwogen dat Wooncompagnie is afgegaan op het bericht van de aannemer hierover. [X] heeft een en ander gemotiveerd betwist. Gelet op de tegenstrijdige standpunten kan, aldus nog steeds de kantonrechter, de vraag wie verantwoordelijk is voor het lekken van gas in het gehuurde, zo daar al sprake van is geweest, niet worden beantwoord. Er zou nader onderzoek moeten plaatsvinden c.q. getuigen moeten worden gehoord, waarvoor deze procedure zich niet leent. Verder heeft Wooncompagnie haar stellingen dat de buren van [X] bezwaren hebben tegen diens terugkeer naar het gehuurde onvoldoende gestaafd, tegenover de gemotiveerde betwisting door [X] . Aan de overgelegde verklaringen kan weinig waarde worden gehecht. Ten slotte heeft de kantonrechter overwogen dat er één incident is geweest (in de nacht van 21 op 22 februari 2019) afgezet tegen een lange periode zonder problemen. Dit kan er op dit moment niet toe leiden dat tot een ingrijpende maatregel als ontruiming van het gehuurde wordt overgegaan.
Bij de beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening in hoger beroep voor toewijzing vatbaar is, dient mede te worden beoordeeld of de oorspronkelijk eiser ten tijde van het uitspreken van het arrest van het hof daarbij (nog) voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij is niet beslissend of de voorzieningenrechter al dan niet terecht een spoedeisend belang heeft aangenomen. Er moet in elk geval ook ten tijde van de uitspraak in hoger beroep voldoende spoedeisend belang bestaan bij het treffen van de door de oorspronkelijk eiser gevraagde voorziening.
Wooncompagnie heeft zich in dat verband beroepen op het incident dat zich in de nacht van 21 op 22 februari 2019 heeft voorgedaan en op de gevolgen hiervan. De stellingen van Wooncompagnie komen er op neer dat die nacht een levensgevaarlijke situatie in de woning en voor omwonenden is ontstaan door toedoen van [X] . Die situatie rechtvaardigt volgens Wooncompagnie een voorlopige voorziening omdat terugkeer naar het gehuurde door [X] niet verantwoord is.
Het hof is van oordeel dat, afgezien van de beoordeling van de aangevoerde omstandigheden (zie hierna), Wooncompagnie reeds hierom in hoger beroep een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en in dit hoger beroep kan worden ontvangen.
‘Melding kantoor hoorn bewoner is door drugs of alcohol door gedraaid en (…) mogelijk gas kraan niet afgesloten. (…) Aankomst deur op een kier en een ravage. Gelijk naar de keuken gelopen. En gas kraan afgesloten waar bij de gas slang afgesneden was. (…).’Uit deze verklaring blijkt niet dat er een gasgeur was in de woning op het moment dat deze werd betreden, of dat de medewerker ramen en/of deuren heeft moeten openen in verband met een gaslekkage, hetgeen - uitgaande van de lezing van Wooncompagnie - wel voor de hand had gelegen. In diezelfde lezing zou dit daarnaast betekenen dat de politie de woning met een lekkende gaskraan zou hebben achtergelaten, hetgeen onwaarschijnlijk is. Ten slotte erkent Wooncompagnie in de toelichting op grief II dat de politie de woning niet heeft afgesloten nadat [X] is meegenomen. Daarmee is niet uitgesloten dat er nadien nog iemand in de woning is geweest. Het hof onderschrijft dan ook de overweging van de kantonrechter dat gelet op de tegenstrijdige standpunten de vraag wie verantwoordelijk is voor het lekken van gas in het gehuurde, zo daar al sprake van is geweest, vooralsnog niet kan worden beantwoord en dat Wooncompagnie niet kan worden gevolgd in de betreffende stellingen. De verklaringen van omwonenden, die volgens Wooncompagnie zijn opgesteld met het oog op de behandeling in eerste aanleg, maken dit niet anders. De onderhavige kort gedingprocedure leent zich niet voor nader onderzoek in dat kader.