ECLI:NL:GHAMS:2020:1769
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
DNA-onderzoek en het recht om te weten van wie men afstamt in het kader van onrechtmatige daad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van [geïntimeerde] om [appellant] te veroordelen tot medewerking aan een DNA-onderzoek. [geïntimeerde] stelt dat hij recht heeft om te weten wie zijn biologische vader is, en dat [appellant] onrechtmatig handelt door geen medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek. De rechtbank had eerder de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar [appellant] ging in hoger beroep. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de relatie tussen [appellant] en de moeder van [geïntimeerde], [X], en de verzoeken van [geïntimeerde] om DNA-afname. Het hof heeft overwogen dat het recht van een kind om te weten van wie het afstamt, in beginsel prevaleert boven het recht van de ouder om dat verborgen te houden. Echter, in dit specifieke geval woog het belang van [appellant] om zijn privéleven te beschermen zwaarder dan het belang van [geïntimeerde] om zijn afstamming te kennen. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] niet onrechtmatig handelt door niet mee te werken aan het DNA-onderzoek, en heeft de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan [appellant].