Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[verzoeker sub 1] ,
2.[verzoeker sub 2] ,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is in hoger beroep de ontvankelijkheid van verzoekers [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] aan de orde. De zaak betreft de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de rechthebbende, waarbij het hof oordeelt dat de verzoekers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechthebbende, geboren in 1928, heeft een geregistreerd partnerschap met de heer [X] en is oom van de verzoekers. De kantonrechter had eerder bewind en mentorschap ingesteld, maar de verzoekers zijn in de eerste aanleg niet betrokken geweest. Het hof stelt vast dat de uitbreiding van het begrip belanghebbende in artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) enkel van toepassing is op de instelling of opheffing van bewind en mentorschap, en niet op de benoeming van de bewindvoerder en mentor. De verzoekers kunnen daarom niet in hun hoger beroep worden ontvangen, omdat de benoeming van de bewindvoerder en mentor niet rechtstreeks betrekking heeft op hun rechten of verplichtingen. De beslissing van het hof is op 21 januari 2020 openbaar uitgesproken.