Uitspraak
mr. I.M.C.A. Reinders Folmerte Amsterdam,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- bepaalt dat de man in de onderlinge verhouding tussen partijen de volgende schulden voor zijn rekening zal nemen, zonder verrekening met de vrouw:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 18 april 2019, waarin de man werd veroordeeld om een bedrag van € 12.490,91 aan de vrouw te betalen in verband met een schuld aan de ABN AMRO bank. De vrouw heeft in haar memorie van grieven een wijziging van eis ingediend, waarbij zij een hoger bedrag van € 13.827,60 vordert, vermeerderd met rente en kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de man gehouden was om de hoofdsom af te lossen, maar dit heeft nagelaten. Het hof oordeelt dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat de bank rente en kosten in rekening heeft gebracht, en dat deze kosten voor rekening van de man komen. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover het de vordering tot veroordeling van de man tot betaling van rente en kosten afwees, en kent de vrouw de gevorderde bedragen toe. Tevens wordt de man veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het arrest is gewezen door de meervoudige familiekamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2020.