ECLI:NL:GHAMS:2020:1692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
200.249.037/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nietigverklaring van huwelijk wegens gestelde polygamie in Indonesië met onderzoek door het Internationaal Juridisch Instituut

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot nietigverklaring van een huwelijk. De man, verzoeker in hoger beroep, stelde dat zijn vrouw tijdens hun huwelijk ook met een andere man was getrouwd, wat volgens hem zou leiden tot de nietigheid van hun huwelijk. Het hof heeft een onderzoek bevolen door het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) om te onderzoeken of polyandrie, het huwelijk van een vrouw met meerdere mannen, in Indonesië is toegestaan. Het IJI concludeerde dat polyandrie voor de Islamitische bevolkingsgroep in Indonesië niet is toegestaan, wat betekent dat het vermeende tweede huwelijk van de vrouw niet geldig zou zijn.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, stelde dat er nooit sprake is geweest van een tweede huwelijk en dat het verzoek van de man om nietigverklaring ongegrond was. De man voerde aan dat het eerste huwelijk van de vrouw niet rechtsgeldig was vanwege haar jonge leeftijd en dat er sprake was van bedrog met betrekking tot haar persoonlijke gegevens.

Na beoordeling van het IJI-rapport en de argumenten van beide partijen, concludeerde het hof dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. Het hof wees het verzoek van de man af en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de vrouw op het moment van het vermeende tweede huwelijk nog steeds gehuwd was met haar eerste man. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.249.037/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/265539 / FA RK 17-6141
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 april 2020 inzake
[de man] ,
wonende te [woonplaats ] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. E. Tahitu te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.L.J.M. Wilhelmus te Sittard.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst en neemt over hetgeen is opgenomen in zijn tussenbeschikking van 21 mei 2019. In deze beschikking heeft het hof een onderzoek bevolen door het Internationaal Juridisch Instituut (IJI), gevestigd R.J. Schimmelpennincklaan 20-22, 2517 JN ’s-Gravenhage, ter beantwoording van de volgende vragen:
Kan een Indonesische (Islamitische) vrouw in Indonesië met meerdere Indonesische (Islamitische) mannen tegelijk gehuwd zijn?
Indien dat niet het geval is, wat zijn de juridische gevolgen voor het tweede - vermeende - huwelijk?
Is het mogelijk dat het huwelijk van de vrouw met haar eerste man ontbonden is door het aangaan van het tweede huwelijk?
Indien de echtscheiding van de vrouw met de eerste man wordt uitgesproken nà het aangaan van het tweede huwelijk, heeft dit juridische gevolgen voor het tweede huwelijk? Kunnen de mogelijke gebreken bij het aangaan van het tweede huwelijk worden opgeheven of dienen de vrouw en tweede man opnieuw een huwelijk aan te gaan?
Is bedrog met betrekking tot afstamming in Indonesië een grond voor nietigverklaring of vernietiging van een huwelijk? Zo ja, is hiervoor een procedure nodig en heeft een nietigverklaring dan wel een vernietiging terugwerkende kracht?
Komen uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet zijn geformuleerd in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn voor de beslechting van het geschil?
1.2
Bij het hof zijn nadien de volgende stukken ingekomen:
- een rapportage van het IJI d.d. 13 november 2019, ingekomen bij de griffie op 14 november 2019;
- een reactie van de zijde van de vrouw, ingekomen bij de griffie op 8 januari 2020;
- een reactie van de zijde van de man, ingekomen bij de griffie op 22 januari 2020.

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1
Het IJI heeft het volgende gerapporteerd met betrekking tot de gestelde vragen. Deze vragen zijn aanduid onder 1 tot en met 6 en corresponderen met de door het hof gestelde vragen onder a. tot en met f.
2.2
Vraag a. Kan een Indonesische (Islamitische) vrouw in Indonesië met meerdere Indonesische (Islamitische) mannen tegelijk gehuwd zijn?
Het IJI heeft diverse bronnen van recht onderzocht en komt, onder punt 13, tot de uitspraak dat in het licht hiervan de rapporteur meent dat polyandrie in Indonesië voor de islamitische bevolkingsgroep niet is toegestaan. Dit zou betekenen dat het tweede huwelijk van de vrouw niet geldig is voltrokken, nu zij op dat moment nog gehuwd was.
2.3
Vraag b. Indien dat niet het geval is, wat zijn de juridische gevolgen voor het tweede -vermeende- huwelijk?
Onder punt 14 wordt gerapporteerd dat geen expliciete documentatie is gevonden over de vraag of een dergelijk tweede huwelijk van rechtswege nietig is. Wel kent het Indonesische recht een regeling inzake de vernietiging van het huwelijk door de rechter. Onder punt 15 wordt verwezen naar artikel 22 van de (Indonesische) Huwelijkswet 1974 waarin is bepaald dat voor vernietiging van het huwelijk een uitspraak van de rechter nodig is. Mogelijk kan hieruit worden afgeleid dat het huwelijk niet absoluut nietig is, aldus het IJI. Dit zou tot gevolg hebben dat het vermeende huwelijk tussen de vrouw en [A] voltrokken is op een moment waarop voor de vrouw een huwelijksbeletsel bestond (haar eerder nog niet ontbonden huwelijk met [B] ), hetgeen een grond is voor nietigverklaring van het huwelijk. Of sprake is van een van rechtswege niet bestaand huwelijk, is niet duidelijk uitgelegd in de bestudeerde documentatie.
2.4
Vraag c. Is het mogelijk dat het huwelijk van de vrouw met haar eerste man ontbonden is door het aangaan van het tweede huwelijk? En vraag d. Indien de echtscheiding van de vrouw met de eerste man wordt uitgesproken ná het aangaan van het tweede huwelijk, heeft dit juridische gevolgen voor het tweede huwelijk? Kunnen de mogelijke gebreken bij het aangaan van het tweede huwelijk worden opgeheven of dienen de vrouw en tweede man opnieuw een huwelijk aan te gaan?
Op deze vragen heeft het IJI geen antwoord kunnen vinden, omdat dit in de geraadpleegde documentatie niet aan de orde is gekomen. De vraag zou volgens het IJI aan een derde-deskundige kunnen worden voorgelegd (punten 17 en 18).
2.5
Vraag e. Is bedrog met betrekking tot afstamming in Indonesië een grond voor nietigverklaring of vernietiging van een huwelijk? Zo ja, is hiervoor een procedure nodig en heeft een nietigverklaring dan wel een vernietiging terugwerkende kracht?
Het IJI heeft in de geraadpleegde literatuur geen informatie aangetroffen inzake bedrog in dit kader (punten 19 en 20). In artikel 72 van de KHI (
Kompilasi Hukum Islam)is een bepaling opgenomen inzake het verzoek tot nietigverklaring. In een noot bij deze bepaling in de uitgave van [C] , wordt aangegeven dat het zou kunnen gaan om een door de man gesloten polygaam huwelijk zonder rechterlijke toestemming (bijvoorbeeld wanneer de man stelt dat hij ongehuwd is) of als het gaat om misleiding inzake de eigen identiteit. In lid 3 is een termijn opgenomen waarbinnen het verzoek tot nietigverklaring ingediend moet worden. Ook op dit punt zou nader onderzoek nodig zijn.
2.6
De vrouw blijft bij haar verweer en verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen, aangezien er nooit sprake is geweest van een huwelijk tussen haar en [A] . Uit het IJI rapport blijkt volgens haar dat het verboden is dat een vrouw in Indonesië met meerdere mannen tegelijk getrouwd kan zijn en dat ook om die reden ervan uit dient te worden gegaan dat er geen sprake is van een tweede huwelijk. En als uitgegaan zou worden van een tweede huwelijk, dan blijkt uit het rapport niet zonder meer dat nietigheid van rechtswege niet mogelijk kan zijn. De regels voor vernietiging zien alleen op de situatie dat een man met meerdere vrouwen getrouwd zou zijn, omdat polyandrie niet is toegestaan. Volgens de vrouw kan het vermeende huwelijk dan ook geen enkel rechtsgevolg hebben en kan het van rechtswege nietig worden geacht, dan wel dat het non-existent is. Zo nodig kunnen de overige vragen nog aan een derde deskundige voorgelegd worden.
2.7
De man brengt naar voren dat het eerste huwelijk tussen de vrouw en [B] nooit gesloten had mogen worden gelet op haar jonge leeftijd. Volgens hem was dit huwelijk niet rechtsgeldig. Het tweede huwelijk is volgens hem dan wel geldig, zodat zijn verzoek om het huwelijk tussen hem en de vrouw nietig te verklaren toegewezen kan worden. Verder brengt hij naar voren dat sprake is van bedrog en dwaling ten aanzien van de persoonlijke gegevens van de vrouw en dat is ook een grond om het huwelijk nietig te verklaren.
2.8
Het hof stelt voorop dat het IJI het gehele dossier heeft ontvangen en derhalve heeft kennis genomen van de overgelegde producties en stellingen van partijen.
De vraag is of de rapportage van het IJI voldoende aanknopingspunten geeft om in het licht van hetgeen partijen aan argumenten en verweren naar voren hebben gebracht, een eindbeslissing te kunnen geven. Of dat het hof nog een andere deskundige dient te vragen de punten c., d. en e. te beantwoorden.
2.9
Zoals het hof eerder heeft overwogen, is niet betwist dat de vrouw op 6 juni 2001 met [B] in het huwelijk is getreden en dat zij op 3 januari 2012 zijn gescheiden. Wat er ook zij van de conclusie van de man dat dit eerste huwelijk nooit gesloten had mogen worden vanwege de jonge leeftijd van de vrouw, dit huwelijk is nimmer ter discussie gesteld door de echtelieden zelf, andere belanghebbenden of door overheidsinstanties. Daarbij komt dat de vrouw bij de mondelinge behandeling op 16 januari 2019 heeft uitgelegd dat zij vanwege haar zwangerschap in het huwelijk was getreden met [B] en dat haar leeftijd bewust onjuist is opgegeven om toch te kunnen trouwen. Beide echtelieden hebben hieraan vastgehouden, zodat haar burgerlijke staat in de periode van 6 juni 2001 tot 3 januari 2012 gehuwd was. Met betrekking tot haar levensovertuiging is opgenomen dat deze Islamitisch was. Uit het onderzoek van de IJI blijkt dat in Indonesië polyandrie voor de Islamitische bevolkingsgroep niet is toegestaan.
2.1
Indien de stellingen en verweren van partijen beoordeeld worden in het licht van bovenstaand verbod voor een Islamitische vrouw om met meer dan één man gehuwd te zijn, dan komt het hof tot het oordeel dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vrouw tijdens haar eerste huwelijk ook in het huwelijk is getreden met [A] . Het hof heeft van de man begrepen dat hij [A] heeft opgespoord in Indonesië en dat deze niet een huwelijksakte in zijn bezit had. Via het archief hebben zij de aantekening van het huwelijk gevonden en daarvan is vervolgens een nieuwe akte opgemaakt. Zelfs als het hof [A] als getuige zou horen en hij zou verklaren overeenkomstig hetgeen in de huwelijksakte is opgenomen over zijn echtgenote, acht het hof een en ander niet ter zake dienend. Alsdan staan daar nog steeds de door de vrouw genoemde onvolkomenheden in de huwelijksakte met betrekking tot de persoonlijke gegevens van haarzelf - haar geboortejaar en geboorteplaats kloppen niet - en haar vader - zijn gegevens kloppen evenmin - tegenover. Verder zijn ten aanzien van de door de man genoemde mogelijke derde echtgenoot van de vrouw, [D] , geen nadere gegevens gebleken. Het hof acht een nader deskundigenonderzoek derhalve niet nodig, omdat na weging van de door ieder der partijen aangevoerde argumenten, het bestaan van een tweede huwelijk onvoldoende aannemelijk is geworden, mede gelet op hetgeen uit het onderzoek van het IJI, en dan met name de beantwoording van vraag a, is gebleken.
2.11
In zijn laatste stuk roept de man voor het eerst het rechtsgevolg in van nietigheid van het huwelijk vanwege bedrog en dwaling ten aanzien van de persoonlijke gegevens van de vrouw. Deze stelling, naar voren gebracht in het allerlaatste stadium van de procedure, wordt door het hof gepasseerd als in strijd met de goede procesorde. De man kan niet op het laatste moment nog in een reactie op een deskundigenrapport dat over polyandrie gaat, nieuwe stellingen betrekken.
2.12
Bovenstaande leidt tot de conclusie dat het hof het verzoek van de man zal afwijzen en de bestreden beschikking zal bekrachtigen. Partijen zijn ex-echtgenoten. De proceskosten van het hoger beroep zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd als na te melden.

3.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de man af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank
Noord-Holland, locatie Haarlem, van 15 augustus 2018;
compenseert de proceskosten van het hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Sturhoofd, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en
mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op
28 april 2020 in het openbaar uitgesproken door mr. M.C. Schenkeveld.