ECLI:NL:GHAMS:2020:167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
23-001547-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepplantage in huurwoning en diefstal van elektriciteit met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het telen van ongeveer 78 hennepplanten in een huurwoning te Heerhugowaard en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit van Liander NV. Tijdens de zitting op 14 januari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2015 opzettelijk hennepplanten aanwezig had in een pand en in de periode van 3 tot en met 30 september 2015 elektriciteit had gestolen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor beide feiten, die respectievelijk kwalificeerden als opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uren geëist, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof heeft echter besloten om een taakstraf op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij Liander tot schadevergoeding van € 1.399,51 toegewezen, omdat de verdachte als gevolg van zijn handelen schade had veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001547-18
datum uitspraak: 28 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-173991-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
postadres: [adres 1],
verblijfsadres: [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 januari 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 september 2015 te Heerhugowaard opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres 3]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 78, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV (vestiging [plaats]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 september 2015 te Heerhugowaard opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan het [adres 3] ongeveer 78 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 3 september 2015 tot en met 30 september 2015 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander NV, waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Opiumwet door in een
- ogenschijnlijk ook met het oog op hennepteelt - gehuurde woning hennep aanwezig te hebben. Gelet op het aantal hennepplanten dat is aangetroffen, moet deze hennep bestemd zijn geweest voor de handel en daarmee de verdere verspreiding. Naast de criminaliteit die deze handel in de hand werkt, is het gebruik van hennep schadelijk voor de volksgezondheid. Voorts is, door een illegale stroomaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om tot stand te (laten) brengen, elektriciteit gestolen. Aldus heeft de verdachte de energieleverancier benadeeld. Het hof rekent de verdachte dit aan, temeer omdat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 januari 2020 eerder ter zake van hennepteelt is veroordeeld.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte dat de hennep kennelijk door zijn eigen ingrijpen door de politie is aangetroffen. Dit lijkt het begin te markeren van een wending ten goede in verdachtes leven, waarna hij niet meer strafrechtelijk is veroordeeld. Na veel omzwervingen heeft de verdachte een vaste plek gevonden bij de nachtopvang, waar hij ook beheerderstaken verricht. Hij lijkt een bestendig – legaal – bestaan in de toekomst te willen opbouwen. Het hof acht het dan ook onwenselijk dat detentie deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou doorkruisen en zal daarom, anders dan de rechtbank, een forse taakstraf aan de verdachte opleggen. Voor oplegging van een taakstraf voor de duur van veertig uren, zoals door de raadsvrouw bepleit, ziet het hof gelet op de ernst van de feiten geen ruimte.

Vordering van de benadeelde partij Liander, afdeling fraude

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.399,51 ter zake van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij betoogd dat deze moet worden afgewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de posten ‘onderzoek meetinrichting’ en ‘administratiekosten’ te hoog zijn.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof overweegt daartoe dat uit de conceptfactuur, zoals aangehecht aan het schadevergoedingsformulier, in samenhang met de aangifte met bijlagen van Liander N.V. van 20 oktober 2015, voldoende is gebleken welke kosten gemaakt zijn voor het uit te voeren onderzoek naar het onder 2 bewezen verklaarde feit. De hoogte van de hierbij gemaakte kosten komen het hof, anders dan door de raadsvrouw betoogd, niet excessief voor. Het hof is dan ook van oordeel dat de vordering integraal voor toewijzing in aanmerking komt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat zij zal worden toegewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Liander, afdeling fraude ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.399,51 (duizend driehonderd-negenennegentig euro en eenenvijftig cent), bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2015 tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2020.
Mr. Van Binnebeke is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]