Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
- agressief gedrag van u naar omwonende,
- schreeuwen op de galerij naar omwonende met discriminerende woord gebruik,
Het bedreigen van omwonende, omwonende geven aan u met regelmaat onder invloed te zien.
[A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte dreigend een ijzeren staaf en een mes gepakt en deze ijzeren staaf en dit mes aan voornoemde [A] getoond en hard op de voordeur van voornoemde [A] gebonkt en daarbij naar voornoemde [A] geschreeuwd’.[geïntimeerde] is voor dit delict, tezamen met een ander delict, strafbaar verklaard en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, alsmede tot het verrichten van 60 uur taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid. Als bijzondere voorwaarden zijn onder meer gesteld dat [geïntimeerde] zich binnen vijf dagen na dat vonnis meldt bij de reclassering en zich vervolgens gedurende de proeftijd van drie jaar zal blijven melden, zolang de reclassering dit nodig acht en dat zij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen met [A] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
3.Beoordeling
eerste griefbetoogt Parteon dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [geïntimeerde] de stellingen van Parteon gemotiveerd heeft betwist en dat het op de weg van Parteon had gelegen om haar stellingen omtrent de door [geïntimeerde] veroorzaakte overlast te staven. Parteon is van mening dat zij wel voldoende heeft aangedragen om haar stellingen hieromtrent te motiveren. Met haar
tweede grief en derde griefkeert Parteon zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat een veroordeling door een strafrechter onvoldoende is om als grondslag te dienen voor het toewijzen van een vordering in kort geding. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en zullen gezamenlijk worden behandeld.