ECLI:NL:GHAMS:2020:162

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
23-000589-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor seksuele handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van seksuele handelingen met een minderjarige, maar heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 1 maart 2015 en 1 mei 2015 in Julianadorp, waar de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij seksuele handelingen met de benadeelde, die onder invloed van alcohol verkeerde. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 22 oktober 2018 en 14 januari 2020 heeft het hof de verklaringen van de benadeelde en getuigen gehoord. Het hof concludeert dat de verklaringen van de benadeelde inconsistent zijn en onvoldoende steun vinden in ander bewijs. Hierdoor is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Tevens wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden. De kosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000589-18
datum uitspraak: 28 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-700025-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 oktober 2018 en 14 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 maart 2015, in elk geval in de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 mei 2015 te Julianadorp, gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met [benadeelde] (geboren op [geboortedag 2] 1999) van wie hij, verdachte en/of zijn mededader, wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
immers was die [benadeelde] onder invloed van alcohol, die door verdachte(n), aan die [benadeelde] verstrekt was/waren, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte en/of zijn mededader:
- zijn en/of haar vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- zijn en/of haar vinger(s) in de anus van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- zijn en/of haar tong in en/of tegen de vagina van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- de borsten en/of (andere) delen van het lichaam van die [benadeelde] betast en/of gekust en/of gezoend;
en/of
hij op of omstreeks 29 maart 2015, in elk geval in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 1 mei 2015 te Julianadorp, gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ontucht heeft gepleegd met een aan zijn, verdachte en/of zijn mededader’s zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn mededader’s minderjarig pleegkind, [benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 1999, hebbende verdachte en/of zijn mededader:
- zijn en/of haar vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- zijn en/of haar vinger(s) in de anus van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- zijn en/of haar tong in en/of tegen de vagina van die [benadeelde] gebracht/ geduwd en/of
- de borsten en/of (andere) delen van het lichaam van die [benadeelde] betast en/of gekust en/of gezoend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster [benadeelde].

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster [benadeelde] heeft op verschillende momenten verklaringen afgelegd over de seksuele handelingen die bij haar zouden zijn verricht door de verdachte en de medeverdachte, namelijk in het informatieve zedengesprek, bij het doen van aangifte en in haar verhoor bij de raadsheer-commissaris. Het hof overweegt dat uit deze verklaringen niet met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid welke handelingen aangeefster zich uit eigen wetenschap herinnert en welke handelingen zij van horen zeggen (van de medeverdachte) heeft. Voorts is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster met betrekking tot de handelingen waarover zij consistent en eenduidig heeft verklaard, namelijk het vaginale penetreren door de verdachte en het likken aan haar vagina door de medeverdachte, onvoldoende steun vinden in enig ander (onafhankelijk) bewijsmiddel. De getuige [getuige 1] heeft over die twee handelingen namelijk niet verklaard, terwijl de verklaring van de getuige [getuige 2] slechts een gedeeltelijke herhaling van de woorden van aangeefster omvat.
Om die reden is het hof met de raadsman van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en de verdachte moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 8.000,00 ter compensatie van immateriële schade. Voorts heeft de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten (€ 67,00) verzocht. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00 ter compensatie van immateriële schade, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2020.
Mr. Van Binnebeke is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]