ECLI:NL:GHAMS:2020:1587
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Schorsing uitvoerbaar bij voorraadverklaring en voorlopige voorzieningen in een familierechtelijke zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil tussen [de moeder], [de man] en [de vader] over de erkenning van de minderjarige [de minderjarige] en de omgangsregeling. De moeder en de man hebben in hoger beroep verzocht om de werking van de bestreden beschikking te schorsen en voorlopige voorzieningen te treffen. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en zelf ook verzoeken ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de man op 9 december 2019 in hoger beroep zijn gekomen van de beschikking van 11 september 2019. De vader heeft op 23 januari 2020 een verweerschrift ingediend en aanvullende verzoeken gedaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 februari 2020, waarbij alle partijen aanwezig waren, inclusief de raad voor de kinderbescherming.
De feiten van de zaak zijn complex en omvatten onder andere de geboorte van de minderjarige, de erkenning door de vader, en de rol van de bijzondere curator. Het hof heeft de belangen van de minderjarige in overweging genomen en geconcludeerd dat de huidige omgangsregeling, die twee keer per week plaatsvindt, in het belang van de minderjarige is. De verzoeken van de moeder en de man tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad zijn afgewezen, evenals hun verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Het hof heeft echter een voorlopige informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder verplicht is om de vader elke twee weken te informeren over de minderjarige.