ECLI:NL:GHAMS:2020:1570

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
19/00274
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 19 mei 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een verzetprocedure van belanghebbende [X], wonende te [Z], tegen een eerdere uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van belanghebbende, dat was verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende aanmaningskosten in rekening gebracht voor de aanslag waterschapsbelasting 2017, en het bezwaar hiertegen was ongegrond verklaard. Belanghebbende had beroep ingesteld bij de rechtbank, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld, maar ook dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald binnen de gestelde termijn.

Belanghebbende heeft op 16 oktober 2019 een verzetschrift ingediend, waarin zij aanvoert dat zij nooit een nota heeft ontvangen. Het Hof heeft vastgesteld dat er wel een kopie van de aangetekend verzonden brief in het dossier aanwezig is, maar dat er geen bewijs van ontvangst van die brief is. Gegevens van de verzending zijn niet meer beschikbaar via PostNL. Het Hof concludeert dat, in het geval er geen bewijs van ontvangst is, moet worden aangenomen dat de nota griffierecht niet op het adres van belanghebbende is afgeleverd.

Het Hof verklaart het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak vervalt. Het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond, en de griffier wordt opgedragen om belanghebbende opnieuw per aangetekende post een nota griffierecht te zenden. De kosten die belanghebbende heeft gemaakt zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, en wordt openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen beroep in cassatie open.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 19/00274
19 mei 2020
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[X] ,wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, gedane uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 29 augustus 2019 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/1798 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het waterschap hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende aanmaningskosten in rekening gebracht betreffende de aanslag waterschapsbelasting 2017.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank beroep ingesteld. Het beroep is bij uitspraak van 8 februari 2019 niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor gemelde uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, bij het Hof ingekomen op 19 maart 2019. Het hoger beroep is bij uitspraak van 29 augustus 2019 (verzonden op 3 september 2019) met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, niet-ontvankelijk verklaard wegens - aldus die uitspraak (zakelijk weergegeven) - het niet betalen binnen de daartoe gestelde termijn van het griffierecht.
1.5.
Op 16 oktober 2019 is van belanghebbende een verzetschrift ontvangen.
1.6.
Belanghebbende heeft niet verzocht op het verzet te worden gehoord.

2.Geschil in verzet

2.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet binnen de daartoe gestelde termijn betalen van het griffierecht.
2.2.
Belanghebbende doet haar standpunten steunen op de gronden welke door haar zijn aangevoerd in de van haar afkomstige stukken.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
In de uitspraak waartegen verzet is gedaan wordt overwogen dat de belanghebbende bij aangetekend verzonden brief is herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht.
3.2.
Belanghebbende betoogt in verzet onder meer: “In zaaknummer 19-00274 is nimmer een nota ontvangen”.
3.3.
In het dossier dat de kamer die het verzet behandelt ter beschikking is gesteld bevindt zich wel een kopie van de aangetekend verzonden brief maar geen bewijs van ontvangst van die brief. Gegevens met betrekking tot die brief zijn niet (of niet meer) beschikbaar via de website van PostNL.
3.4.
In dat geval moet het ervoor worden gehouden dat de aangetekend verzonden nota griffierecht niet op het adres van belanghebbende is afgeleverd.
Slotsom
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat het verzet van belanghebbende gegrond is. De uitspraak waartegen verzet is gedaan vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Aan belanghebbende moet (opnieuw) per aangetekende post een nota griffierecht worden gezonden.

4.Kosten

In verzet is niet gebleken van door belanghebbende gemaakte kosten die op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met 8:108 van die wet voor vergoeding in aanmerking komen.

5.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het verzet gegrond; en
  • draagt de griffier op belanghebbende per aangetekende post een nota griffierecht ten bedrage van € 128 te zenden.
De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op 19 mei 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kan geen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad en staat ook overigens geen rechtsmiddel open.