ECLI:NL:GHAMS:2020:1568

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
19/00073
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid bestuursrechter bij schadevergoeding en griffierecht in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer. De zaak betreft een geschil over de onbevoegdheid van de bestuursrechter om kennis te nemen van een vordering tot schadevergoeding. Belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, die het hoger beroepschrift ter overname naar het Gerechtshof heeft gestuurd. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, omdat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over schadevergoeding in dit geval; een dergelijke vordering kan alleen bij de burgerlijke rechter worden ingesteld.

Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de uitspraak geen rechtskracht heeft omdat er geen griffierecht is geheven. Het Hof heeft echter geoordeeld dat voor een uitspraak op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het heffen van griffierecht niet vereist is. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak te herzien en heeft het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak blijft in stand, en er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 19/00073
19 mei 2020
uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het verzet van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, gedane uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van
22 oktober 2019 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 17/7331 van rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de invorderingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak met kenmerk AMS 17/7331 hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroepschrift ter overname van de behandeling doorgestuurd naar het Gerechtshof Amsterdam.
1.2.
Het hoger beroep is met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, omdat (zakelijk weergegeven) de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bestuursrechter onbevoegd is kennis te nemen van belanghebbendes vordering tot schadevergoeding en dat in een geval als het onderhavige uitsluitend een vordering kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechter. Een afschrift van de uitspraak is aan deze uitspraak gehecht.
1.3.
Op 13 november 2019 is van belanghebbende een brief ontvangen, welke brief door het Hof is aangemerkt als een verzetschrift. Het verzet is aangevuld bij brief van 2 december 2019.
1.4.
Belanghebbende heeft niet verzocht op het verzet te worden gehoord.

2.Geschil in verzet

2.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of het hoger beroep terecht ongegrond is verklaard.
2.2.
Belanghebbende doet zijn standpunten steunen op de gronden welke door hem zijn aangevoerd in de van hem afkomstige stukken.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
De Centrale Raad van Beroep heeft het door belanghebbende voor het instellen van hoger beroep betaalde griffierecht aan hem geretourneerd. Het Hof heeft geen griffierecht geheven.
3.2.
In verzet voert belanghebbende aan dat de uitspraak (het Hof verstaat: de uitspraak waartegen verzet is gedaan) geen rechtskracht heeft, omdat geen griffierecht is geheven. In zijn brief van 2 december 2019 herhaalt belanghebbende dit betoog.
3.3.
Het betoog van belanghebbende vindt geen steun in het recht. Voor het doen van een uitspraak op de voet van artikel 8:54 van de Awb is niet vereist dat voorafgaande aan die uitspraak griffierecht is geheven.
3.4.
Het Hof vindt ook ambtshalve geen aanleiding tot het oordeel dat de bestreden uitspraak waartegen verzet is gedaan onjuist is.
Slotsom
De slotsom is dat het verzet van belanghebbende ongegrond is. Het hoger beroep is terecht ongegrond verklaard. De uitspraak waartegen verzet is gedaan blijft in stand.

4.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn als griffier. De beslissing is op 19 mei 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.