ECLI:NL:GHAMS:2020:1567
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een jong kind in het belang van de verzorging en opvoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft tegen de eerdere beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland geappelleerd. De kinderrechter had op 29 oktober 2019 en 17 februari 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder betoogt dat de verlenging onterecht was en dat er alternatieve maatregelen mogelijk zijn, zoals plaatsing in een moeder-kind-huis.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2020, die vanwege COVID-19 via een beeldverbinding plaatsvond, heeft het hof de raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd. De raad adviseerde om de bestreden beschikking van 17 februari 2020 te bekrachtigen, omdat de moeder niet in staat is om een veilige opvoedsituatie te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden onvoldoende heeft meegewerkt aan de hulpverlening en dat de minderjarige goed gedijt in het pleeggezin waar zij momenteel verblijft.
Het hof oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft weliswaar een aantal stappen gezet, maar het hof is van mening dat de situatie nog steeds ongewijzigd is en dat de minderjarige in het pleeggezin het beste af is. De bestreden beschikkingen zijn derhalve bekrachtigd.