3.3De Ondernemingskamer deelt de constatering van partijen dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Socius en de dochtervennootschappen te twijfelen. Die redenen houden verband met de ernstig verstoorde verhouding tussen [A] enerzijds en [B] en [C] anderzijds:
a. In de loop van 2017 en 2018 zijn steeds grotere problemen ontstaan in de samenwerking tussen [A] enerzijds en [B] en [C] anderzijds terwijl [E] , die toen de vierde aandeelhouder was, vanaf september 2017 geen actieve rol meer speelde in de onderneming. De problemen houden verband met verschillen in visie op de onderneming en met de onderlinge omgangsvormen, waarbij [A] vooral [B] onjuist gedrag verwijt en volgens [B] en [C] het gedrag van [A] problematisch is. Initiatieven om met behulp van derden de situatie te verbeteren hebben geen succes gehad.
Vanwege die slechte verstandhouding hebben partijen, in de persoon van [D] , een interim-bestuurder aangesteld. Daartoe is op 25 januari 2019 in een overleg waarin ook [A] aanwezig was besloten. Een formeel besluit van de algemene vergadering tot benoeming van [D] als statutair bestuurder ontbreekt, maar hij staat wel als enig bestuurder van Socius ingeschreven in het handelsregister.
Ook overigens wordt het functioneren van de algemene vergadering verlamd door het geschil tussen de aandeelhouders. Zelfs over de aanwijzing van de notulist kan men het niet eens worden. Voorts wil [A] [D] ontslaan als bestuurder en verzetten [B] en [C] zich daartegen.
De jaarrekeningen 2017 en 2018 zijn niet tijdig opgemaakt en vastgesteld. De jaarcijfers 2017 waren pas in april 2019 gereed en de jaarrekening 2018 is pas begin 2020 opgemaakt. Een belangrijke oorzaak daarvan lijkt de gebrekkige financiële administratie van Socius en de dochtervennootschappen te zijn, waarmee [D] na zijn aanstelling is geconfronteerd, zoals ook blijkt uit de door Socius overgelegde verklaring van administrateur De Waal. [A] had in 2016 de financiële afdeling onder zich, als opvolger van Havik. De jaarrekening 2018 is inmiddels opgemaakt en gedeponeerd (zij het dat daarbij ten onrechte en volgens [D] per abuis) is vermeld dat deze ook is vastgesteld. De vaststelling stond geagendeerd voor de aandeelhoudersvergadering van 13 maart 2020, maar deze vergadering is uitgesteld.
De aandeelhouders zijn via mediation tot het voornemen gekomen de onderneming te splitsen, maar de uitvoering van dat voornemen stuit op onenigheid tussen [A] enerzijds en [B] en [C] anderzijds, in het bijzonder over de vordering in rekening-courant van Socius op Socius De Aardbei B.V. [A] meent dat is afgesproken dat alle rekening-courantverhoudingen ‘op nul gesteld’ zullen worden. Volgens [B] en [C] zou ‘het op nul zetten’ van alle rekening-courant verhoudingen hen voor ruim € 970.000 benadelen en zij kwalificeren dat als een “enorme complicatie” als bedoeld in de op 26 november 2019 gemaakte afspraken, waarvoor dus nog een oplossing moet worden overeengekomen. Daarnaast betwijfelen [B] en [C] of de dividenduitkeringen die nodig zijn voor het elimineren van de rekening-courantvorderingen de vereiste uitkeringstoets zullen doorstaan. [A] verwijt [D] dat hij geen splitsingsvoorstel op de voet van artikel 2:334f BW heeft opgesteld, maar dat verwijt miskent dat tussen de aandeelhouders nog geen volledige overeenstemming bestaat over de splitsing en dat nog niet vaststaat in welke rechtsvorm de splitsing gestalte moet krijgen.