ECLI:NL:GHAMS:2020:1486

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
23-002068-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen, veroordeling voor voorhanden hebben verboden wapen en harddrugs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het witwassen van een geldbedrag van € 8.225,00, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van het bedrag van € 8.225,00, omdat de verklaring van de verdachte over de herkomst van dit geld niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was en er onvoldoende bewijs was voor een criminele herkomst. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne en MDMA. Het hof legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een meldplicht als bijzondere voorwaarde. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden een zwaardere straf rechtvaardigden. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een onaanvaardbaar risico voor de samenleving met zich meebrachten. Het hof hield echter rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte, die zich in een opleiding tot schilder bevond en zijn leven een nieuwe wending wilde geven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002068-19
datum uitspraak: 28 mei 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-224764-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2018 te Amsterdam, althans in Nederland (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een (omgebouwd) gaspistool van het merk Kimar, model Derringer, kaliber 6 mm en/of munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 48 kogelpatronen, kaliber .22 long rifle voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 10 november 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 12 wikkels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 178 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.
hij op of omstreeks 10 november 2018, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van (ongeveer) Euro 9.000,00 en/of een of meer camera’s (47 stuks OXLOC camera’s, met een totale waarde van circa Euro 8.225) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik van heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 3

Bedrag van € 8.225,00
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 8.225,00. Het hof overweegt hiertoe dat het dossier geen aanleiding geeft tot een vermoeden van witwassen, nu de exacte waarde van de bij de verdachte aangetroffen videocamera’s niet kan worden bepaald en de verklaring van de verdachte dat hij deze camera’s voor een (veel) lager bedrag, te weten € 1000,00 uit eigen legale inkomsten heeft betaald en aangeschaft op Marktplaats onvoldoende wordt weerlegd in het dossier.
Bedrag van € 9.000,00
De advocaat-generaal heeft gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een (contant) bedrag van € 9.000,00.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij het geldbedrag ad € 9.000,00 bij elkaar heeft gespaard van fooien uit horeca-werkzaamheden, tot voldoende twijfel leidt over de herkomst van het geld, zodat een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring kan gelden en daarom vrijspraak dient te volgen.
Het hof stelt voorop dat in de onderhavige zaak geen direct bewijs is verkregen dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof de volgende feiten en omstandigheden af.
In de slaapkamer van de verdachte in de binnenzak van een jas is een contant geldbedrag aangetroffen van € 9.000,00, bestaande uit 176 biljetten van € 50,00 en 10 biljetten van € 20,00. Gezien de hoogte van dit bedrag, de coupures waaruit het bedrag bestaat en de plaats waar het bedrag is aangetroffen, is een vermoeden van witwassen door de verdachte – bij wie eveneens een geruime hoeveelheid verdovende middelen en een wapen en munitie zijn aangetroffen – gerechtvaardigd. Dit brengt met zich dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft verklaard dat het geld fooien betreft die hij in de loop der jaren heeft gekregen door zijn werk in de horeca. Dit geld bewaarde hij thuis omdat hij banken niet vertrouwt. Alhoewel hij in de loop van de tijd zijn verklaringen enigszins heeft aangepast, is het hof van oordeel dat sprake is van een voldoende verifieerbare verklaring, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het door het openbaar ministerie daaropvolgende onderzoek naar de herkomst van het geld, sluit onvoldoende uit dat het geld geen legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het hof is mitsdien, met de raadsman, van oordeel dat de verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van het witwassen van het ten laste gelegde bedrag van € 9.000,00.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
op 10 november 2018 te Amsterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een omgebouwd gaspistool van het merk Kimar, model Derringer, kaliber 6 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet van de categorie III, te weten 48 kogelpatronen, kaliber .22 voorhanden heeft gehad.
2.
op 10 november 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 55 gram van een materiaal bevattende cocaïne, 12 wikkels van een materiaal bevattende cocaïne en 178 pillen van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 (partieel) bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen beslist tot verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer en teruggave aan de verdachte.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 (partieel) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en aftrek van voorarrest en met bijzondere voorwaarden. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat wordt beslist conform het oordeel van de rechtbank.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een royale hoeveelheid harddrugs. Het hof rekent de verdachte deze gang van zaken aan.
Gelet op de ernst van de feiten en de LOVS-oriëntatiepunten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof ziet evenwel aanleiding een deel van deze vrijheidsbenemende straf in voorwaardelijke vorm op te leggen, gelet op het volgende. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte zijn leven een positieve wending tracht te geven en een legaal bestaan op wil bouwen. Hij is in opleiding tot schilder en voorziet daarmee in zijn levensonderhoud en lost zijn schulden af. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 mei 2020 is hij recentelijk ook niet meer veroordeeld. Dat hij zijn leven een positieve wending tracht te geven, wordt bovendien onderstreept door de reclasseringswerker, die ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat het goed gaat met de verdachte en dat hij inzicht laat zien. Ook houdt de verdachte zich goed aan de aan hem opgelegde voorwaarden. Een detentie zou de ontwikkeling die de verdachte thans heeft ingezet niet ten goede komen. Het hof zal daarom een deel van de straf in voorwaardelijke vorm opleggen. Als vinger aan de pols dan wel steun in de rug zal het hof daarbij een meldplicht in de vorm van een bijzondere voorwaarde aan de verdachte opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Onttrekking aan het verkeer
Het hof is van oordeel dat het onder 8 vermelde voorwerp op de door het openbaar ministerie in eerste aanleg overgelegde en aan dit arrest aangehechte 'lijst van in beslag genomen voorwerpen', gedateerd 9 april 2019, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het hof verstaat dat onder dit beslagnummer zowel het wapen als de 48 stuks munitie (goednummer PL1300-2018229687-4778815; pagina 34 van het dossier) zijn begrepen. Met betrekking tot het vuurwapen en de munitie is het onder 1 bewezen geachte begaan en deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan de verdachte
Het hof gelast de teruggave van de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven
voorwerpen, zoals vermeld onder 1 tot en met 7 en onder 9 op bedoelde 'lijst van in beslag genomen voorwerpen'. Dit betreft het geldbedrag van (in totaal) € 9.000,00 en de camera’s.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende deze proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld onder 8 op de door de officier van justitie overgelegde en aan dit arrest aangehechte 'lijst van in beslag genomen voorwerpen', gedateerd 9 april 2019.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder 1 tot en met 7 en 9 op de door de officier van justitie overgelegde en aan dit arrest aangehechte 'lijst van in beslag genomen voorwerpen', gedateerd 9 april 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 mei 2020.
=========================================================================
[…]