ECLI:NL:GHAMS:2020:1478
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag over de kinderen [kind A] en [kind B] te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten. De vrouw en de man zijn de ouders van de kinderen, die sinds hun echtscheiding in 2013 gezamenlijk het gezag uitoefenen. De vrouw stelt dat de man debet is aan de huidige uithuisplaatsing van de kinderen en dat het gezamenlijk gezag hen in de weg staat om weer thuis te kunnen wonen. De man daarentegen betwist de stellingen van de vrouw en is van mening dat het in het belang van de kinderen is dat hij zijn gezag behoudt.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen al geruime tijd klem en verloren zijn geraakt tussen de ouders, met ernstige loyaliteitsproblematiek als gevolg. De kinderen zijn eerder uithuisgeplaatst en hebben behoefte aan stabiliteit en duidelijkheid in hun situatie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat de kinderen zich goed ontwikkelen in hun huidige pleeggezinnen en er geen onaanvaardbaar risico is dat zij klem of verloren raken tussen de ouders.
Het hof heeft overwogen dat het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag te beëindigen niet in het belang van de kinderen is. De huidige situatie, waarin beide ouders een gelijkwaardige rol innemen binnen de ondertoezichtstelling, biedt de kinderen de noodzakelijke rust en continuïteit. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking bekrachtigd, waarmee het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen in stand blijft.