ECLI:NL:GHAMS:2020:1449

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
23-001414-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een imitatiewapen op luchthaven Schiphol met als doel geen kwaad in de zin te hebben

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in China in 1978, was beschuldigd van het voorhanden hebben van een imitatiewapen op luchthaven Schiphol op 19 december 2017. De verdachte had verklaard het wapen voor zijn zevenjarige dochter te hebben gekocht en had geen kwaad in de zin. Het hof heeft de geloofwaardigheid van deze verklaring in overweging genomen en besloten om in het voordeel van de verdachte van de LOVS-afspraken af te wijken.

Tijdens de zitting op 19 mei 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een imitatiewapen dat leek op een Colt C8, een vuurwapen van categorie I. Het hof heeft vastgesteld dat het imitatiewapen, hoewel het uit plastic was vervaardigd, qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een echt vuurwapen, wat het gevaarlijk maakte.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 400, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit was begaan. Het hof heeft daarbij de tijd die sinds het bewezenverklaarde was verstreken en de intentie van de verdachte om het wapen als cadeau voor zijn dochter te geven, meegewogen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001414-19
datum uitspraak: 2 juni 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-004586-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 mei 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aan boord van een luchtvaartuig of op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid Wet wapens en munitie, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een imitatiewapen voor wat betreft vorm en afmetingen ee sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, te weten de Colt C8 (sub compact weapon 0921), zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Op 19 december 2017 heeft de Douane de bagage van de verdachte op luchthaven Schiphol gecontroleerd. Daarin werd een voorwerp aangetroffen dat op een vuurwapen leek. Met dat voorwerp bleken met water gevulde balletjes te kunnen worden afgeschoten; de werking ervan berustte op een elektrisch systeem. [verbalisant 1] , opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, Brigade Recherche, Forensische Opsporing, heeft op basis van zijn kennis en ervaring gerelateerd dat het voorwerp voor wat betreft de vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen, te weten een Colt C8. Hij is tot die conclusie gekomen aan de hand van een vergelijking van een afbeelding en de specificaties van een originele Colt C8. Het hof onderschrijft die conclusie en maakt die tot de zijne. Daarbij is betrokken dat het hof, op basis van op de terechtzitting bekeken afbeeldingen van een imitatiewapen van hetzelfde merk en type als de verdachte bij zich had, heeft vastgesteld dat dat imitatiewapen, waarvan de lengte met een uitgeschoven kolf 85 centimeter bedroeg, daarop als een serieus aanvalswapen imponeert dat wat betreft vorm niet of nauwelijks te onderscheiden is van een echte Colt C8, welk (echt) vuurwapen met een uitgeschoven kolf 77 centimeter meet en waarvan op pagina 24 van het dossier een foto is afgedrukt. Dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, het imitatiewapen op een aantal specifieke, niet of minder in het oog springende onderdelen, waaronder de afwijkende kleurstelling van de trekker, van een origineel wapen verschilt, maakt dat niet anders. Dat laatste geldt ook voor de omstandigheid dat het wapen uit plastic is vervaardigd. Bij die stand van zaken en waar voorts aangevoerd noch gebleken is dat het imitatiewapen kan worden aangemerkt als een speelgoedvoorwerp als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG, is het imitatiewapen een voorwerp als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder a, van de Regeling Wapens en Munitie. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid Wet wapens en munitie, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een imitatiewapen dat voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, te weten de Colt C8 (sub compact weapon 0921), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Een proces-verbaal van bevinding en overdracht met nummer 2017-0203-14596 van 19 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 5.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van de verbalisant:
Ik, ambtenaar van de Belastingdienst en bevoegd inzake de douane, bevond mij op 19 december 2017 op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Ik zag dat een onbekende persoon in aankomsthal 3. Bij de daarop volgende visitatie zag ik delen van een echt gelijkend vuurwapen in zijn hand/ruimbagage. De goederen en de verdachte zijn omstreeks 16.15 uur overgedragen aan verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee.
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1978.
Een proces-verbaal met nummer PL27RP/17-110499 van 19 december 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina’s 6-7.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van de verbalisanten:
Op 19 december 2017 waren wij in de aankomsthal 3 omdat de douane-collega’s in de bagage van een passagier een op een echt gelijkend waterpistool aangetroffen zouden hebben. Aldaar overhandigden de douane-collega’s ons een op een echt wapen gelijkend imitatiewapen. Wij hebben de verdachte staande gehouden en het imitatiewapen in beslag genomen. De verdachte overhandigde ons een geldig Chinees paspoort met de volgende gegevens: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1978 te China.
Een proces-verbaal determinatie (vuur)wapen( met een fotomap als bijlage) met nummerPL27QR/17-110499 van 5 januari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 14-24.Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van de verbalisant:
Ik, opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, Brigade Recherche, Forensische Opsporing, heb op 28 december 2017 technisch onderzoek verricht aan het voorwerp dat (naar het hof begrijpt: op 19 december 2017) op de luchthaven Schiphol in beslag genomen was onder [verdachte] . Uit [bijgevoegde] de gebruikershandleiding met [als opschrift] de tekst ‘STD Watergun Electric Fire’ bleek onder andere dat het voorwerp was bestemd om met water gevulde balletjes te verschieten en dat de werking berust op een elektrisch systeem. Ik voelde dat dit voorwerp was vervaardigd uit plastic. Ik zag, op basis van mijn kennis en ervaring, dat dit voorwerp qua vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk een Colt C8 (sub compact weapon 0921), waarvan een afbeelding als foto 12 is opgenomen in de fotomap [het hof: en is afgedrukt op pagina 24 van het dossier]. Dit imitatiewapen is als zodanig voor dreiging of afdreiging geschikt. Ik zag dat de lengte (ingeschoven kolf) circa 73 centimeter bedroeg. Uit de verkregen specificaties bleek dat de lengte van een originele Colt C8 (sub Compact weapon 0921) 58 centimeter met een ingeschoven kolf en 77 centimeter met een uitgeschoven kolf bedroeg.
4.
De eigen waarneming van het hof op de terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2020.
Deze waarneming behelst het volgende:
Op een reeks afbeeldingen van de STD Water Gun Electric Fire (STD-6), die zijn te raadplegen via de website www.blasterempire.com, is te zien dat het imitatiewapen met een uitgeschoven kolf een lengte van 85 centimeter heeft en wat betreft vorm niet of nauwelijks te onderscheiden is van een echte Colt C8 waarvan een afbeelding op pagina 24 van het dossier is afgedrukt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 400.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een imitatievuurwapen op een luchthaven. Dergelijke voorwerpen vormen een gevaar, omdat zij niet of nauwelijks te onderscheiden zijn van echte vuurwapens. Zij worden niet zelden gebruikt om gewapende overvallen mee te plegen of anderszins personen mee te bedreigen. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen kan mede daarom leiden tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een feit als het onderhavige een geldboete van € 550 genoemd. Het hof zal evenwel volstaan met oplegging van een geldboete van € 400, conform de eis van de advocaat-generaal en de in eerste aanleg opgelegde straf. Reden daarvoor is dat het hof wil aannemen dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, het imitatievuurwapen als cadeautje voor zijn destijds zevenjarige dochtertje had meegenomen en hij (dus) geen kwade bedoelingen met het imitatievuurwapen had, alsmede de tijd die sinds het bewezenverklaarde is verstreken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 15 januari 2018 onder CJIB-nummer
1132 5420 0314 5940.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 juni 2020.
Mr. J.J.I. de Jong is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]