ECLI:NL:GHAMS:2020:1431

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
200.249.090/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cessie van vordering na ontbinding vennootschap onder firma

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Euro HTS Trade B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Euro HTS Trade, opgericht na de ontbinding van de vennootschap onder firma Euro H.T.S. Installatie, vorderde betaling van een bedrag van € 73.628,50 van The Butcher Palace B.V. De rechtbank had Euro HTS Trade niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de vof op het moment van cessie al was ontbonden en dus niet meer beschikkingsbevoegd was. Euro HTS Trade stelde dat de cessie van de vordering rechtsgeldig was, omdat de akte van cessie bij de belastingdienst was geregistreerd, ook al was de vof ontbonden.

Het hof oordeelde dat de vof op het moment van registratie van de akte van cessie nog niet volledig was vereffend en dat Euro HTS Trade bevoegd was om de vordering te innen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van Euro HTS Trade toe, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof oordeelde dat The Butcher Palace in de kosten van het geding in beide instanties werd veroordeeld, omdat zij in het ongelijk was gesteld. De beslissing van het hof benadrukt de mogelijkheid van een rechtsgeldige cessie, zelfs na ontbinding van de oorspronkelijke schuldeiser, mits de cessie correct is uitgevoerd en geregistreerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.249.090/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/640525/ HA ZA 17-1369
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 juni 2020
inzake
EURO HTS TRADE B.V.,
gevestigd te Zwanenburg,
appellante,
advocaat: mr. C.J. Tijman te Ede GD,
tegen
THE BUTCHER PALACE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Euro HTS Trade en The Butcher Palace genoemd.
Euro HTS Trade is bij dagvaarding van 31 oktober 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2018, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Euro HTS Trade als eiseres en The Butcher Palace als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, zonder producties;
- akte van Euro HTS Trade, met een productie;
- antwoordakte van The Butcher Palace, zonder producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Euro HTS Trade heeft geconcludeerd, naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de in de inleidende dagvaarding onder 1 opgenomen eis zal toewijzen, met veroordeling van The Butcher Palace tot terugbetaling aan Euro HTS Trade van al hetgeen Euro HTS Trade naar aanleiding van het bestreden vonnis aan The Butcher Palace heeft betaald, en met veroordeling van The Butcher Palace in de kosten van het geding in beide instanties.
The Butcher Palace heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van Euro HTS Trade in de kosten van het geding in hoger beroep.
Euro HTS Trade heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 - 2.5 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Door The Butcher Palace wordt een deel daarvan op goede gronden bestreden. Het hof zal daarom een aangepast overzicht van de feiten geven.
2.1.
De vennootschap onder firma Euro H.T.S. Installatie (hierna ook: de vof) heeft op 15 september 2016 goederen, waaronder koel- en vriescellen en een vleesvitrine, aan The Butcher Palace geleverd. De vof en The Butcher Palace hebben afgesproken dat hiervoor een bedrag werd betaald, volgens Euro HTS Trade van € 98.628,50 en volgens The Butcher Palace van € 80.000.
2.2.
Op 8 september 2016 heeft The Butcher Palace een bedrag van € 25.000 betaald.
2.3.
Op 18 oktober 2016 is Euro HTS Trade opgericht.
2.4.
In het dossier bevindt zich een stuk met de titel ‘onderhandse akte van stille cessie’ (hierna ook: de akte van cessie). Deze akte had tot doel de vordering van de vof op The Butcher Palace aan Euro HTS Trade over te dragen. In de akte is vermeld dat deze is ondertekend op 19 oktober 2016.
2.5.
Op 31 december 2016 is de vof ontbonden.
2.6.
Op 11 oktober 2017 heeft Euro HTS Trade een factuur van € 73.628,50 aan The Butcher Palace gestuurd. The Butcher Palace heeft deze factuur niet voldaan.
2.7.
Euro HTS Trade heeft The Butcher Palace bij brief van 17 november 2017 van haar advocaat in gebreke gesteld en haar gesommeerd binnen acht dagen tot betaling van het bedrag van € 73.628,50 over te gaan.
2.8.
Op 6 juni 2018 is de akte van cessie bij de belastingdienst geregistreerd.
2.9.
Bij brief van 14 juni 2018 van haar advocaat heeft Euro HTS Trade de inhoud van de akte van cessie aan The Butcher Palace medegedeeld.

3.Beoordeling

3.1.
In de inleidende dagvaarding heeft Euro HTS Trade gevorderd dat The Butcher Palace zal worden veroordeeld, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan Euro HTS te betalen een bedrag van € 75.430,27, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 73.628,50 vanaf 28 november 2017 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
The Butcher Palace heeft zich verweerd met de stelling dat de vof de vordering op The Butcher Palace niet rechtsgeldig aan Euro HTS Trade heeft overgedragen, en Euro HTS Trade dus niet gerechtigd is tot het innen van de vordering, omdat de vof voorafgaand aan (de voltooiing van) de cessie al was ontbonden.
3.3.
De rechtbank heeft dit verweer gehonoreerd en Euro HTS Trade niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, met veroordeling van Euro HTS Trade – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van het geding in eerste aanleg, met nakosten.
3.4.
De rechtbank heeft hiertoe, samengevat, het volgende overwogen. In deze zaak gaat het om een gestelde overdracht van een vorderingsrecht op naam. Artikel 3:84 BW bepaalt dat voor de overdracht van een goed (onder meer) een levering krachtens geldige titel is vereist, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken. Op grond van artikel 3:94 lid 1 BW geldt voor de levering het volgende. Voor de totstandkoming van de levering bij een openbare cessie is zowel de akte als de mededeling een constitutief vereiste. Voor de stille cessie is vereist dat de akte authentiek is of bij de belastingdienst wordt geregistreerd (rov. 4.2). Uit artikel 3:84 BW volgt verder dat de vof op het tijdstip waarop de levering werd voltooid beschikkingsbevoegd diende te zijn. In het geval van een openbare cessie is dat het moment van mededeling. In het geval van een stille cessie is dat het moment van registratie bij de belastingdienst. Vaststaat dat de registratie van de akte van cessie bij de belastingdienst pas na de ontbinding van de vof heeft plaatsgevonden. De vof was op dat moment echter niet meer beschikkingsbevoegd. Daaruit volgt dat de stille cessie vanwege een gebrek in de levering niet is voltooid. Ook indien het standpunt van Euro HTS Trade zou zijn geweest dat de vordering door middel van een openbare cessie aan haar is overgedragen, is de levering niet voltooid. Vaststaat immers dat de vof ook ten tijde van het doen van de mededeling niet meer beschikkingsbevoegd was. De vordering van de vof op The Butcher Palace is dus niet aan Euro HTS Trade overgedragen, waardoor het beroep van The Butcher Palace op de niet-ontvankelijkheid van Euro HTS Trade in haar vordering slaagt (rov. 4.3).
3.5.
Tegen deze beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Euro HTS Trade met twee grieven op.
3.6.
Het hof stelt het volgende voorop. Weliswaar is de vof per 31 december 2016 ontbonden en is op 20 november 2017 in het handelsregister geregistreerd dat de onderneming Euro H.T.S. Installatie is opgeheven met ingang van 31 december 2016, maar de vof was toen nog niet opgehouden te bestaan omdat van een voltooide vereffening nog geen sprake was. Euro HTS Trade stelt immers – naar hierna zal blijken, met recht – dat er na de ontbinding nog een bekende bate aanwezig was, te weten de (nog te innen) vordering die de vof op The Butcher Palace had.
3.7.
In deze zaak hebben zowel de handelingen ter voltooiing van de stille cessie als die ter voltooiing van de openbare cessie in juni 2018 plaatsgevonden. Het hof onderschrijft de stelling van Euro HTS Trade dat in het kader van de vereffening in naam van de vof (zie art. 32 Wetboek van Koophandel) op dat moment nog bevoegdelijk over de vordering kon worden beschikt in de zin van artikel 3:84 BW. Indien alle activiteiten door de vof zijn voortgezet door Euro HTS Trade en Euro HTS Trade niets voor de vordering heeft betaald, doet dat daaraan niet af. Het hof oordeelt hierover dus anders dan de rechtbank.
3.8.
The Butcher Palace bestrijdt de geldigheid van de levering van de vordering die Euro HTS Trade op haar pretendeert te hebben. Zij stelt dat er aanwijzingen zijn dat de akte van cessie niet op 19 oktober 2016, zoals daarin vermeld, maar op een (veel) latere datum is opgemaakt en ondertekend. Die stelling baat The Butcher Palace echter niet. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, was in dit geval namelijk niet vereist dat de datum van opmaak en ondertekening met zoveel woorden uit de akte van cessie bleek. De akte van cessie behoefde ook de titel van overdracht niet te vermelden. Vaststaat bovendien dat de akte van cessie op 6 juni 2018 ter registratie is aangeboden (en in elk geval toen dus bestond) en voorts is genoegzaam komen vast te staan dat er een geldige titel voor de overdracht is nu de vordering met het oog op de liquidatie van de vof aan Euro HTS Trade is overgedragen.
3.9.
De stelling dat de mededeling van de cessie heeft plaatsgevonden door Euro HTS Trade, en niet door de vof, baat The Butcher Palace ook niet. Hieraan staat (reeds) in de weg dat de mededeling door de vervreemder of verkrijger kan plaatsvinden (vgl. art. 3:94 BW). The Butcher Palace heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld die tot de conclusie kunnen leiden dat de overdracht niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat als vaststaand moet worden aangenomen dat de vordering thans aan Euro HTS Trade toebehoort.
3.10.
Het voorgaande betekent dat Euro HTS Trade in haar vordering kan worden ontvangen. Grief 1 slaagt.
3.11.
De rechtbank heeft de overige door The Butcher Palace in eerste aanleg aangevoerde verweren niet beoordeeld (rov. 4.3 bestreden vonnis). Het slagen van grief 1 brengt mee dat het hof ook die verweren, die in hoger beroep niet zijn prijsgegeven, dient te beoordelen. Daartoe zal het hof thans overgaan.
3.12.
In het procesdossier bevinden zich twee facturen, de factuur van 11 oktober 2017 van € 73.628,50 (in het proces-verbaal van de comparitie in eerste aanleg ‘factuur 1’ genoemd) en een factuur van 21 december 2016 van € 25.000 (in bedoeld proces-verbaal ‘factuur 2’ genoemd). The Butcher Palace stelt dat er slechts één factuur zou moeten zijn, en dat zij vermoedt dat de factuur ter grootte van € 25.000 pas tijdens de procedure in eerste aanleg is opgesteld. Het hof begrijpt dat The Butcher Palace zo haar betoog tracht te onderbouwen dat zij met de vof een totaalprijs van € 80.000 in plaats van € 98.628,50 (een optelsom van factuur 1 en 2) is overeengekomen voor de levering van de goederen.
3.13.
In dit kader is van belang dat The Butcher Palace op de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard: ‘Alle spullen die in factuur 1 en 2 genoemd staan zijn aan ons geleverd.’ Dat strekt bij de verdere beoordeling derhalve tot uitgangspunt. Mede tegen die achtergrond heeft The Butcher Palace haar stelling dat zij voor de levering van al deze goederen in totaal € 80.000 in plaats van € 98.628,50 verschuldigd was onvoldoende onderbouwd. Dat licht het hof als volgt toe.
3.14.
Deze stelling is allereerst niet goed te rijmen met het gedrag van The Butcher Palace. Op 8 september 2016 heeft The Butcher Palace al € 25.000 voldaan. Volgens haar eigen stellingen was zij toen nog maximaal € 55.000 verschuldigd. Daarom had het in de rede gelegen dat zij per omgaande had geprotesteerd toen de factuur van 11 oktober 2017 van € 73.628,50 haar onder ogen kwam. Gesteld noch gebleken is echter dat zij dat heeft gedaan. Haar stelling dat (ook) de prijzen in deze factuur zijn verzonnen, staat zelfs niet in de conclusie van antwoord. Die stelling heeft zij pas op de comparitie betrokken. Dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar stelling. Bovendien komt de tekst van factuur 1 overeen met de tekst van een offerte van 24 mei 2016 die Euro HTS Trade heeft overgelegd, terwijl The Butcher Palace heeft erkend dat zij op basis van die offerte een overeenkomst met de vof is aangegaan (zie par. 3 conclusie van antwoord). Het had op de weg van The Butcher Palace gelegen nader te specificeren op welke wijze (en tussen welke personen) de gestelde afspraak omtrent de prijs zou zijn gemaakt na ontvangst van de offerte. Dat heeft zij niet gedaan. Nu voorts vaststaat dat zowel de goederen op factuur 1 als de goederen op factuur 2 aan The Butcher Palace zijn geleverd, moet dan ook als onvoldoende gemotiveerd betwist worden aangenomen dat het totaalbedrag van € 98.628,50 juist is, zodat The Butcher Palace dat bedrag verschuldigd is geworden. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
3.15.
Van het bedrag van € 98.628,50 heeft The Butcher Palace (als gezegd) al € 25.000 voldaan. Daarna stond nog € 73.628,50 open (het bedrag dat in deze procedure door Euro HTS Trade wordt gevorderd). The Butcher Palace stelt dat zij daarnaast nog een deel contant heeft betaald. Daardoor zou volgens haar nog slechts € 40.000 à € 45.000 openstaan. The Butcher Palace heeft deze contante betalingen echter ten onrechte niet nader onderbouwd. In plaats daarvan is namens haar op de comparitie verklaard: ‘Wij kunnen dat niet bewijzen’. Ook ontbreekt een specifiek bewijsaanbod. Het verweer dat een deel van de vordering door contante betalingen teniet is gegaan, wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
3.16.
Ook de stelling van The Butcher Palace dat de vof de goederen te laat heeft geleverd, en dat de geleverde koelcellen kapot zijn gegaan, doet niet af aan de verschuldigdheid van het bedrag van € 73.628,50. Het had op de weg van The Butcher Palace gelegen een (voldoende duidelijk) rechtsgevolg aan deze stellingen te verbinden, maar dat heeft zij niet gedaan. Haar enkele verklaring op de comparitie in eerste aanleg dat zij vindt dat zij nu nog slechts € 30.000 verschuldigd is, is daartoe onvoldoende. Weliswaar heeft The Butcher Palace op de comparitie ook verklaard dat zij schade heeft geleden, maar zij heeft deze schade niet onderbouwd en ook niet een beroep op verrekening of een opschortingsrecht gedaan.
3.17.
Het voorgaande betekent dat het bedrag van € 73.628,50 toewijsbaar is, zodat de rechtbank Euro HTS Trade ten onrechte in de proceskosten heeft veroordeeld. Ook grief 2 slaagt dus.
3.18.
Het hof onderschrijft de stelling van Euro HTS Trade dat de gecedeerde vordering berust op een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. Dit oordeel is van belang voor de nevenvorderingen van Euro HTS Trade, die het hof nu zal bespreken.
3.19.
Euro HTS Trade stelt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en dat daarvoor een vergoeding € 1.511,29 gerechtvaardigd is. Euro HTS Trade licht dat toe met de stelling dat zij de vordering op The Butcher Palace achtereenvolgens aan het incassobureau Graydon Incasso B.V. en haar advocaat ter incasso heeft uitbesteed. The Butcher Palace bestrijdt dat gemotiveerd. Zij doet subsidiair een beroep op matiging. Hierover oordeelt het hof als volgt.
3.20.
De advocaat van Euro HTS Trade heeft The Butcher Palace bij brief van 17 november 2017 erop gewezen dat The Butcher Palace de vordering, met incassokosten, moet betalen waaruit blijkt dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. Het bedrag dat Euro HTS Trade ter zake van buitengerechtelijke incassokosten vordert, komt overeen met het bedrag dat toewijsbaar is op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook is het redelijk dat Euro HTS Trade in de gegeven omstandigheden de desbetreffende kosten heeft gemaakt. Daarom is het gevorderde bedrag toewijsbaar. Voor matiging is geen aanleiding.
3.21.
Euro HTS Trade vordert de wettelijke handelsrente vanaf 11 oktober 2017, waarbij zij een deel van de rente (€ 290,48) heeft opgenomen in de gevorderde som van € 75.430,27. The Butcher Palace stelt dat de rente pas verschuldigd is vanaf 13 november 2017. Euro HTS Trade heeft dat niet gemotiveerd betwist. Het hof acht de rente toewijsbaar vanaf 13 november 2017, op de wijze als in het dictum vermeld.
3.22.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. De vordering van Euro HTS Trade zal alsnog worden toegewezen als na te melden. The Butcher Palace zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties. De stelling van The Butcher Palace dat zij genoodzaakt was zich in eerste aanleg te verweren, omdat zij de akte van cessie niet kende, leidt niet tot een andere uitkomst. The Butcher Palace heeft immers ook op inhoudelijke gronden verweer gevoerd, maar is ook daarin in het ongelijk gesteld. Reeds daarom kan niet worden gezegd dat Euro HTS Trade nodeloos kosten heeft veroorzaakt.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt The Butcher Palace aan Euro HTS Trade tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 75.139,79, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 73.628,50 vanaf 13 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt The Butcher Palace tot terugbetaling aan Euro HTS Trade van de bedragen die Euro HTS Trade naar aanleiding van het bestreden vonnis aan The Butcher Palace heeft betaald;
veroordeelt The Butcher Palace in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Euro HTS Trade begroot op € 2.009,21 aan verschotten en € 2.148,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 2.063,79 aan verschotten en € 2.938,50 voor salaris;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, A.P. Wessels en M.M. Korsten-Krijnen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020.