ECLI:NL:GHAMS:2020:1340

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.212.680/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betalingsverplichtingen en schuldhulpverlening tussen Altena Dak- en Gevelmaterialen B.V. en Handelsonderneming Espa

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Altena Dak- en Gevelmaterialen B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. Altena vordert betaling van facturen voor geleverde materialen aan Handelsonderneming Espa, die in financiële problemen verkeerde en een schuldhulpverleningstraject was gestart. De rechtbank had de vorderingen van Altena afgewezen, met de overweging dat de facturen van voor 20 augustus 2013 voldaan waren door een betaling van Espa en dat de overige vorderingen onvoldoende waren onderbouwd. Altena betwistte deze beslissing en stelde dat er een toezegging was gedaan door Espa om ook de resterende schuld na de sanering te voldoen. Het hof oordeelt dat Altena voldoende bewijs heeft geleverd voor haar vordering en dat de eerdere toezeggingen door Espa niet zijn betwist. Het hof heeft de grieven van Altena gegrond verklaard en Espa veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen van voor 20 augustus 2013. Tevens is er een incidentele vordering tot inzage in originele afleverbonnen afgewezen, omdat Espa c.s. geen rechtmatig belang hadden bij deze inzage. De procedure is geschorst na het verlies van de hoedanigheid van de advocaat van Altena, en partijen worden aangemoedigd om een schikking te overwegen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.212.680/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/15/234139 / HA ZA 15-724
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 mei 2020
inzake
ALTENA DAK- EN GEVELMATERIALEN B.V.,
gevestigd te ’t Harde, gemeente Elburg,
appellante,
verweerster in het incident,
advocaat: laatstelijk mr. J.J.G. Pieper te Enschedé (thans geschrapt van het tableau),
tegen
1. de vennootschap onder firma
HANDELSONDERNEMING ESPA,mede h.o.d.n. DOEHETZELFDAK.NL,
gevestigd te Wervershoof, gemeente Medemblik,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerden,
eisers in het incident,
advocaat: mr. R.H. Kuiper te Zoetermeer.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna Altena genoemd en geïntimeerden zullen hierna worden aangeduid als Espa, [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] en gezamenlijk als Espa c.s.
Altena is bij dagvaarding van 6 maart 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Alkmaar, van 14 december 2016, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Altena als eiseres, tevens verweerster in reconventie, en Espa c.s. als gedaagden, tevens eisers in reconventie.
Vervolgens heeft het hof op 25 april 2017 een tussenarrest gewezen waarin een comparitie van partijen is bepaald. Ten behoeve van de comparitie zijn zijdens Altena nog twee producties, genummerd 14 en 15, in het geding gebracht. De comparitie heeft blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal plaatsgehad op 4 juli 2017.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met twee producties;
- antwoordmemorie in het incident.
Ten slotte is arrest gevraagd. Na het vragen van arrest maar voor het uitspreken daarvan heeft de advocaat van Altena zijn hoedanigheid van advocaat verloren. Dit staat er ingevolge artikel 225 lid 4 Rv niet aan in de weg dat dit arrest wordt gewezen.
Altena heeft geconcludeerd, naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – Espa c.s. zal veroordelen om aan haar € 42.854,87 te betalen, met wettelijke rente over € 35.817,85 vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg tot aan de voldoening en de vordering in reconventie van Espa c.s. alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Altena in de kosten van het geding in beide instanties.
Espa c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Altena in de kosten van het geding in hoger beroep. Bij gelegenheid van haar memorie van antwoord hebben Espa c.s. tevens gevorderd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 843a Rv Altena veroordeelt om hen inzage te laten nemen in de originelen van alle facturen en afleverbonnen waarvan Altena kopieën als productie 1 in hoger beroep heeft overgelegd, op straffe van een dwangsom en veroordeling van Altena in de kosten van het incident.
Altena heeft zich wat betreft de incidentele vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof maar zich bereid verklaard de bedoelde originelen op verzoek van het hof ter inzage te deponeren.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 t/m 2.9 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
Altena is leverancier van onder meer dakmaterialen.
2.2
Espa houdt zich bedrijfsmatig bezig met dakdekken en bouwen van dakconstructies en exploiteert voorts een webwinkel in dakdekkersmaterialen. [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] zijn de vennoten van Espa.
2.3
In de jaren 2012 en 2013 heeft Altena materiaal aan Espa verkocht en geleverd.
2.4
Espa c.s. zijn in financiële problemen gekomen en zijn begin 2013 via de gemeente bij schuldhulpverleningsinstantie SVF Alkmaar (hierna: SVF) een schuldhulpverleningstraject gestart. Partijen hebben begin 2013 afgesproken dat Espa haar bestellingen voortaan vooraf contant zou betalen, welke afspraak tot juni 2013 heeft gegolden.
2.5
In het kader van het schuldhulpverleningstraject heeft SVF bij brief van 15 augustus 2013 een saneringsvoorstel voor Espa c.s. aan Altena gedaan met, voor zover relevant, de volgende inhoud:

Omdat bancaire financiering of ander krediet niet tot de mogelijkheden behoort, is er bij de gemeente door cliënten om hulp gevraagd bij het oplossen van de ontstane schuldenlast. (…) De gemeente (…) is bereid een Bbz krediet te verstrekken (…) ter sanering van de totale schuldenlast.
U heeft ons een overzicht doen toekomen met een openstaande vordering van € 18.526,20. Gezien het inkomen en openstaande vorderingen bij andere crediteuren zijn cliënten niet in staat uw vordering geheel te voldoen. Wij kunnen u een voorstel doen, waarin u 16,55% van uw vordering ontvangt, dit is een bedrag van € 3066,48 tegen finale kwijting. (…)
Wij verzoeken u vriendelijk ons binnen 14 dagen aan te geven of u akkoord kunt gaan met bovengenoemd voorstel.
2.6
Op 20 augustus 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [geïntimeerde sub 3] en de heren [X] (hierna: [X] ) en [Y] van Altena. Van dit gesprek heeft Altena voor intern gebruik handgeschreven aantekeningen gemaakt, waarin vermeld staat een voorstel van Altena om Espa in weektermijnen haar schuld te laten aflossen tot een bedrag van € 15.000,-.
2.7
Altena heeft bij brief van 20 augustus 2013 aan SVF het voorstel van SVF aanvaard. De brief is ondertekend door [X] , directeur van Altena, en luidt voor zover relevant als volgt:

Hierbij bevestigen wij de ontvangst van uw brief van 15 augustus 2013. (…)
De informatie die wij van u hebben verkregen geeft ons aanleiding om akkoord te gaan met uw voorstel.
Wij zien het bedrag van € 3.066,48 gaarne tegemoet.
2.8
Bij de stukken bevindt zich een brief, gedateerd 20 augustus 2013, gericht aan [X] en opgesteld uit naam van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] , met daarin de volgende tekst:

Geachte heer [X] ,
Via deze brief wil ik u aangeven dat na het akkoord gaan met het saneringsvoorstel van SVF, wij het restantbedrag zullen betalen. Dit gaat om het restantbedrag vermeld in de brief die u van het SVF ontvangen hebt.
Indien u hiermee akkoord gaat zien wij graag een bevestiging van u tegemoet en horen we graag hoe we dit gaan regelen.
In afwachting van uw antwoord verblijven wij.
2.9
Op 21 augustus 2013 heeft Espa een bedrag van € 10.333,01 aan Altena overgemaakt, onder expliciete vermelding van de factuurnummers van vier facturen van Altena, namelijk factuur [nummer] , gedateerd 16 augustus 2013, en facturen [nummer] , [nummer] en [nummer] , alle gedateerd 19 augustus 2013.

3.Beoordeling

In de hoofdzaak
3.1
Altena vordert in deze procedure betaling van door haar aan Espa gezonden facturen voor door Espa van haar gekochte en aan Espa geleverde materialen als in die facturen omschreven.
3.2
De rechtbank heeft de vorderingen van Altena afgewezen. Zij heeft daartoe, samengevat, overwogen dat de facturen die dateren van voor 20 augustus 2013 (de datum van aanvaarding door Altena van de door SVF namens Espa aangeboden saneringsregeling) zijn voldaan door de betaling van 21 augustus 2013 door Espa en voor het overige niet meer verschuldigd zijn als gevolg van de overeengekomen saneringsregeling met finale kwijting. Ten aanzien van de facturen van na 20 augustus 2013 heeft Altena, tegenover de betwisting door Espa dat de desbetreffende materialen door haar zijn gekocht en aan haar geleverd, haar vordering onvoldoende onderbouwd, aldus de rechtbank. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Altena met haar grieven op.
3.3
Met haar grieven 1 t/m 4 keert Altena zich tegen het oordeel van de rechtbank over de facturen van voor 20 augustus 2013.
3.4
De grieven 2 tot en met 4 richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat Altena op 20 augustus 2013 finale kwijting heeft verleend aan Espa voor alle facturen van voor 20 augustus 2013. Altena betoogt, in de kern genomen, dat tussen partijen, in afwijking van (of in aanvulling op) de correspondentie tussen SVF en Altena (zie 2.5 en 2.7), is afgesproken dat ook het restant van de op 20 augustus 2013 openstaande schuld zou worden voldaan. Zij stelt daartoe het volgende. Nadat zij door de brief van 10 april 2013 van SVF op de hoogte was geraakt van het schuldsaneringstraject voor Espa c.s., heeft zij Espa laten weten dat Espa alleen nog materialen bij Altena kon verkrijgen mits Espa contant betaalde en bovendien beloofde de schuld die zou overblijven na de schuldsanering geheel te voldoen. Met dat voorstel heeft Espa toen ingestemd. Toen Altena vervolgens de brief van SVF van 15 augustus 2013 ontving, heeft zij Espa in een bijeenkomst op 20 augustus 2013 gevraagd haar eerdere belofte om haar gehele schuld te betalen op papier te zetten en voorgesteld dat Espa die schuld in termijnen zou betalen. Espa heeft vervolgens bij brief van diezelfde datum bevestigd dat zij na het door Altena akkoord gaan met het saneringsvoorstel het restantbedrag zou betalen en Espa heeft een dag later vier facturen van voor 20 augustus 2013 ten bedrage van € 10.333,01 ook daadwerkelijk betaald.
3.5
Dit betoog van Altena slaagt. Het voorstel tijdens de genoemde bijeenkomst is door Espa niet betwist, evenmin als de brief van 20 augustus waarin is toegezegd het restantbedrag te betalen en de aansluitende betaling van € 10.333,01. Hetgeen Espa tegenover het betoog van Altena heeft gesteld gaat niet op. Espa heeft gesteld dat de handtekening onder de brief van 20 augustus niet van Espa c.s. afkomstig is. Dat wordt evenwel weersproken door de sms van [geïntimeerde sub 3] van 17 april 2015 aan [X] waarin staat dat hij de brief van 20 augustus 2013 onder dwang heeft moeten tekenen. Daaruit volgt dat hij die brief zelf heeft getekend. Ook baat Espa niet haar stelling dat Altena haar brief, houdende het akkoord met het saneringsvoorstel, al aan SVF had verstuurd voordat zij van Espa de brief van 20 augustus had ontvangen houdende de toezegging het restantbedrag te betalen. Deze gestelde volgorde in de correspondentie – ook al zou die juist zijn – weerspreekt immers niet het standpunt van Altena dat al eerder afgesproken was dat Espa het resterende bedrag zou betalen.
3.6
Door Espa c.s. zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een andere uitleg kunnen leiden. De grieven 2 tot en met 4 slagen derhalve. Espa c.s. zullen worden veroordeeld om de facturen van voor 20 augustus 2013 te betalen, voor zover die nog niet met de betaling van 21 augustus 2013 zijn voldaan.
3.7
Met haar
grief 1keert Altena zich tegen het oordeel van de rechtbank (rov. 4.6) dat Espa met haar betaling van € 10.331,01 op 21 augustus 2013 een bedrag van € 515,66 te veel betaalde ten opzichte van de totaalsom van de (vier) facturen die zij bij haar betaling vermeldde. Deze grief treft doel. In hoger beroep zijn partijen het erover eens dat het op 21 augustus 2013 betaalde bedrag overeenstemt met het totaalbedrag van die vier facturen. Gebleken is echter dat Altena ten tijde van deze betaling reeds een eerdere betaling van Espa tot een bedrag van € 515,66 had toegerekend aan deze facturen. Espa c.s. betogen dat die toerekening in stand dient te blijven. Of dat zo is, kan in het midden blijven indien en voor zover in dit hoger beroep komt vast te staan dat Espa c.s. per saldo nog een bedrag van ten minste € 515,66 aan Altena dient te betalen. Altena heeft zich immers ook op verrekening beroepen.
3.8
Met haar grieven 5 t/m 7 keert Altena zich tegen het oordeel van de rechtbank over de facturen van na 20 augustus 2013.
3.9
In grief 5 voert Altena aan dat de rechtbank voorbij is gegaan aan de omstandigheden dat Espa c.s. ruim twee jaar niet heeft gereageerd op facturen en aanmaningen van Altena en zelfs mondeling beloften tot betaling heeft gedaan en pas na twee jaar is gaan betwisten dat zij de gefactureerde goederen heeft gekocht en geleverd gekregen. Voor zover Altena hiermee wil betogen dat van haar onder deze omstandigheden geen (nader) bewijs kan worden verlangd van de koop en levering van de goederen waarop de facturen van na 20 augustus 2013 betrekking hebben, gaat dat betoog niet op, reeds niet omdat Espa c.s. stellen dat zij die facturen altijd hebben betwist en ook niet is gebleken van een eerdere erkenning van de vordering of een belofte tot betaling van de gehele vordering.
3.1
Altena heeft in hoger beroep haar stelling dat zij de op die facturen vermelde zaken aan Espa heeft verkocht en geleverd alsnog onderbouwd door het overleggen van kopieën van een aantal (op één na ondertekende) afleverbonnen. Espa c.s. hebben in reactie daarop gewezen op een aantal inconsistenties tussen afleverbonnen en bijbehorende facturen en op in afleverbonnen ontbrekende gegevens (memorie van antwoord nr. 36-38). Espa c.s. hebben verder de juistheid en de authenticiteit van de afleverbonnen in algemene zin betwist. Indien Altena de door haar in het geding gebrachte afleverbonnen wil doen strekken tot het door haar te leveren bewijs van de koop en levering van de zaken die zijn vermeld op de facturen van na 20 augustus 2013, zal zij (mede gelet op artikel 85 lid 2 Rv) de originelen van de afleverbonnen moeten overleggen teneinde Espa c.s. in staat te stellen de authenticiteit daarvan te controleren. Altena zal daartoe in staat worden gesteld door middel van het nemen van een akte van depot dan wel – uiterlijk op de roldatum die voor het nemen van de akte van depot zal worden bepaald – afgifte van de originelen aan de advocaat van Espa c.s. op de voet van artikel 85 lid 2 Rv.
3.11
De termijn gedurende welke de stukken gedeponeerd dienen te blijven en door Espa c.s. kunnen worden ingezien dan wel onder de advocaat van Espa c.s. dienen te blijven bedraagt twee weken. Het is Espa c.s. toegestaan het gedeponeerde materiaal ter griffie te doen inzien door een deskundige en daarvan foto’s te nemen. Het depot en de inzage van deze stukken zal voor het overige geschieden op de voet van de artikelen 85 en 86 Rv.
3.12
Indien en voor zover de door Altena overgelegde afleverbonnen daadwerkelijk bevoegdelijk namens Espa zijn ondertekend en de daarin vermelde goederen corresponderen met de goederen in een factuur van Altena met dezelfde afleverdatum als de afleverbon, kan Espa ter motivering van haar betwisting van de gestelde aflevering niet volstaan met de blote stelling dat die bonnen niet de bedrijfsnaam van Altena vermelden dan wel – ingeval de bon geen jaartal vermeldt en de factuur wel – dat op de bon een jaartal ontbreekt of dat twee afleverbonnen van dezelfde datum hebben geleid tot één factuur met die leverdatum of dat een afleverbon een iets eerdere leverdatum vermeldt dan de factuur. Van Espa mag in deze gevallen worden verwacht dat zij meer informatie verstrekt over de door haar getekende afleverbon en toelicht dat zij voor de daarop vermelde goederen heeft betaald. De stellingen van Espa uit nummer 36 van haar memorie van grieven vormen dus een onvoldoende gemotiveerde betwisting van de gestelde aflevering, voor zover van de authenticiteit van de bonnen kan worden uitgegaan.
3.13
Op de overige stellingen van Espa naar aanleiding van de overgelegde afleverbonnen (memorie van antwoord nr. 37-38) kan het hof nog niet beslissen omdat Altena daarop nog niet heeft kunnen reageren. Altena zal daartoe bij akte in de gelegenheid worden gesteld, waarna Espa c.s. een antwoordakte mogen nemen. Daarbij mogen Espa c.s. tevens hun bevindingen geven ten aanzien van de gedeponeerde/ontvangen originelen en de daaraan te verbinden conclusies voor de vordering van Altena. Het hof zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen na de hervatting van het geding als hierna in 3.16 bedoeld.
3.14
Indien Altena voor de verdere beoordeling van het geschil tussen partijen het door haar als productie 15 in hoger beroep overgelegde historische overzicht van belang acht, verzoekt het hof Altena daarvan bij de te nemen akte een volledige en goed leesbare kopie in het geding te brengen. De randen van het historisch overzicht zijn op de kopieën van het hof onleesbaar, wat het overzicht weinig bruikbaar maakt. Altena dient ook nog nader inzichtelijk te maken welke facturen thans, met inachtneming van het voorgaande, nog openstaan.
In het incident
3.15
Bij de gevorderde inzage in de originelen van alle facturen die Altena in het geding heeft gebracht, hebben Espa c.s. naar het oordeel van het hof geen rechtmatig belang, nu zij de ontvangst daarvan niet hebben betwist en zij dus zelf de beschikking hebben gekregen over de verzonden (originele) facturen. Bij inzage in de originele afleverbonnen hebben Espa c.s. ook niet een rechtmatig belang voor het geval Altena ervan afziet deze ter griffie te deponeren, gelet op hetgeen hiervoor in 3.10 is overwogen: dan zullen de afleverbonnen niet kunnen bijdragen aan het door Altena te leveren bewijs van de koop en levering van de zaken die zijn vermeld op de facturen van na 20 augustus 2013. De vordering in het incident zal derhalve worden afgewezen.
Overig
3.16.
Deze procedure is na het wijzen van dit arrest op grond van artikel 226 Rv van rechtswege geschorst omdat de advocaat van Altena zijn hoedanigheid van advocaat heeft verloren nadat arrest is gevraagd. Iedere partij kan het geding doen hervatten op de voet van artikel 228 Rv. Na hervatting zal aan Altena een termijn worden gesteld voor het nemen van een akte van depot tot het doel vermeld in 3.10 en een akte na tussenarrest tot het doel vermeld in 3.13.
3.17.
Het hof geeft partijen in overweging, gelet op de bewerkelijkheid van het nog te voeren debat en/of het nog te leveren bewijs, een schikking te beproeven.

4.Beslissing

Het hof:
verstaat dat de zaak na het wijzen van dit arrest van rechtswege is geschorst uit hoofde van artikel 226 lid 1 Rv;
bepaalt dat na eventuele hervatting van het geding gehandeld dient te worden als overwogen onder 3.16;
houdt iedere verdere beslissing in de hoofdzaak en het incident aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Wessels, D.J. Oranje en H. Struik en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.