Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[appellante] ,
[appellante] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Feiten
TIARA object fee) en wordt door NVM aangemerkt als onderdeel van de contributie voor het NVM-lidmaatschap. VBO-leden betalen voor een basisplaatsing € 80,- per drie maanden of € 160,- per jaar (exclusief btw). Ingevolge de Samenwerkingsovereenkomst geldt dat het VBO-aanbod een lagere
rankingheeft, doordat in alle zoekresultaten het VBO-aanbod wordt geplaatst na al het NVM-aanbod. Binnen het VBO-aanbod worden XML-plaatsingen na basisplaatsingen geplaatst. Na overleg met de Autoriteit Consument en Markt wordt op de website vermeld dat het VBO-aanbod na het NVM-aanbod te vinden is.
rankingmet de vermelding 'tophuis'). VBO-makelaars hebben geen toegang tot deze functies, althans niet op gelijke voet. De vermelding 'tophuis' is niet beschikbaar voor VBO-makelaars. Het logo 'openhuizendag' is voor hen wel beschikbaar, maar de website verwijdert het logo in de periode van één week vóór tot één week na de datum waarop de 'NVM Open Huizen Route' plaatsvindt.
banners, op de website plaatsen. VBO-makelaars hebben geen toegang tot deze functies, althans niet op gelijke voet. VBO-makelaars kunnen op een kantoorpagina contactinformatie over zichzelf geven, maar deze pagina is niet bedoeld om de makelaar de mogelijkheid te bieden het kantoor te profileren.
redesignvan de website
livegegaan. Daarbij zijn aanpassingen verricht in de manieren waarop men op de website kan zoeken in het aanbod van koopwoningen. Daarbij is de
rankingafgeschaft. Sinds november 2015 heeft het VBO-aanbod dus geen lagere
rankingmeer dan het NVM-aanbod als bedoeld in rechtsoverweging 2.5.1 hiervoor.
3.De verdere beoordeling
ranking);
MEO/Autoridade da Concorrência) (hierna: het MEO-arrest) en de in dat arrest genoemde rechtspraak. Enerzijds leidt het hof uit dat arrest af dat er geen gedragingen zijn die, indien gehanteerd door een onderneming met een economische machtspositie, "per se" tot misbruik leiden (zie o.a. MEO-arrest, punt 26 en HvJEU 6 september 2017, zaak C-413/14 P, ECLI:EU:C:2017:632 (
Intel/Commissie), punt 138), maar dat een analyse van en onderzoek naar de gestelde omstandigheden van het geval onontbeerlijk zijn. De opvatting van VBO dat uit het MEO-arrest zou voortvloeien dat gedrag dat nadeel kan toebrengen aan de mededinging reeds op die grond als misbruik moet worden bestempeld, zonder dat onderzoek behoeft te worden gedaan naar de omstandigheden van het geval, acht het hof onjuist. Stellingen met betrekking tot die omstandigheden en een daarop aansluitend onderzoek blijven vereist. Anderzijds gaan deze vereisten niet zover dat het bewijs van een daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering van de mededingingspositie van individuele handelspartners moet worden geleverd (MEO-arrest, punt 27).
rankingen tariefstelling geabstraheerd van de werkelijke marktomstandigheden en vanuit economische theorie te beoordelen. Uit de hiervoor weergegeven maatstaf volgt echter dat de beoordeling van de vraag of gedragingen van Funda c.s. nadeel berokkenen in de mededinging niet in abstracto, als een theoretische exercitie kan worden benaderd. De consequentie van dit een en ander zal hierna bij de bespreking van de afzonderlijke grieven aan de orde komen.
rankingop de website kreeg dan het NVM-aanbod. Funda placht tot november 2015 het woningaanbod op de website zo te sorteren dat binnen een bepaalde zoekopdracht eerst het aanbod van NVM-makelaars werd getoond, daarna dat van VBO-makelaars en VastgoedPRO-makelaars en ten slotte dat van ongebonden makelaars.
rankingis daarom van ondergeschikt belang. Het hof deelt deze opvatting. Binnen de bandbreedte van prijs en aantal vierkante meters kunnen verder tal van andere factoren voor de individuele koper bij zijn aankoopbeslissing van belang zijn zoals ligging, locatie, stijl en indeling van de woning. Reeds daarom is onaannemelijk dat ook bij woonhuizensites de koper er zonder meer van uitgaat dat het hoogst geplaatste aanbod het best aan zijn vraag voldoet. De vergelijking met de Google-zaak (Commissiebesluit van 27 juni 2017 in de zaak AT.39740
Google Search (Shopping)) gaat daarom niet op.
rankingvan een advertentie wel degelijk van belang is. Funda c.s. hebben in reactie daarop toegelicht dat het hier om een (weinig gebruikte) mogelijkheid gaat om minder goed verkopende huizen onder de aandacht van een groot publiek te brengen. Deze toelichting is onweersproken gebleven. Gelet hierop doet het betoog van VBO c.s. over het fenomeen 'tophuis' niet af aan het oordeel van het hof dat de
rankingvan een advertentie van ondergeschikt belang is. Het enkele feit dat dit etiket 'tophuis' in de markt een prijs heeft die – door enkelen – betaald wordt, betekent nog niet dat het gebruik van dit etiket daadwerkelijk de concurrentiepositie versterkt.
rankingdesondanks een nadeel voor de concurrentie omdat bij een groot deel van het zoekend publiek het grootste deel van het VBO-aanbod buiten beeld blijft en daar aldus minder "verkeer" oplevert. Zij verwijst daarbij naar een rapport dat in 2013 op haar verzoek is uitgebracht door SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO). Nadat door onderzoeksbureau GfK (die op verzoek van Funda c.s. op dat SEO-rapport reageerde) werd gesuggereerd dat dit waarschijnlijk slechts 6% van de woningzoekenden betreft, hebben VBO c.s. aan de hand van een op hun verzoek in november 2018 door SEO uitgebracht rapport (onder meer) aangevoerd dat (ook) het wegvallen van minimaal 6% van de potentiële consumenten een reële impact kan hebben op de concurrentieverhoudingen. Met die – verder niet uitgewerkte – reactie zijn de hierna te bespreken conclusies van de door de rechtbank benoemde deskundigen echter onvoldoende concreet bestreden. Daarbij komt dat op de methode die SEO in 2013 had gehanteerd, door Funda c.s. kritiek is geleverd op basis van door Funda c.s. in het geding gebrachte rapporten van RBB (8 april 2013 en 26 november 2013) en Lexonomics (2012). Een reactie van VBO c.s. op die kritiek is uitgebleven. Een reactie had op hun weg gelegen, temeer omdat het genoemde percentage van 6% niet een groep respondenten betreft waarvan vaststaat dat die geen acht slaat op VBO-aanbod, maar slechts verwijst naar het percentage respondenten dat aangeeft "slechts enkele pagina's te bekijken". VBO-aanbod blijft dan alleen buiten beeld indien een reële zoekopdracht meer dan enkele pagina's aan relevante resultaten oplevert. Funda c.s. hebben gemotiveerd betwist dat dergelijke zoekopdrachten reëel zijn en dat het SEO-rapport daarop is gebaseerd.
ranking. Op al deze factoren zijn VBO c.s. niet voldoende ingegaan.
rankingop de website. Het hof beschouwt deze e-mails als slechts illustratief. Er kan in elk geval geen voldoende bewijskracht aan worden ontleend als het gaat om de (mogelijke) mededingingsbeperkende effecten van de
rankingop de relevante lokale markten.
rankinghebben de door de rechtbank benoemde deskundigen, die alle voornoemde rapporten bij hun onderzoek hebben betrokken, het volgende geconcludeerd:
rankingeen verstoring tot gevolg heeft of kan hebben gehad van de mededinging tussen de woningmakelaars op de lokale markten voor woningmakelaardij, of dat de slotsom gerechtvaardigd is dat de aan Funda c.s. verweten gedragingen invloed hebben op de kosten, winsten, of op enig ander relevant belang van de VBO-woningmakelaars, zodat deze gedragingen die mededingingspositie kunnen aantasten.
rankinghebben opgemerkt, te weten dat de marktaandelen van de verschillende makelaarsbrancheverenigingen de afgelopen jaren min of meer gelijk zijn gebleven. Ook dat duidt niet op het bestaan van een dergelijke strategie.
essential facilitymoet worden beschouwd. Weigering van toegang door een onderneming met een economische machtspositie kan dan onder omstandigheden misbruik opleveren, zoals volgt uit de (Europeesrechtelijke) rechtspraak. Uit de stellingen van VBO c.s. kan niet worden afgeleid dat de MIDAS-database een dergelijke
essential facilityis in de zin dat toegang tot MIDAS onontbeerlijk is om te kunnen concurreren op de markten waarop de leden van VBO concurreren met de leden van NVM, of dat zich verdere omstandigheden voordoen op grond waarvan de weigering om toegang te verlenen als misbruik zou moeten worden aangemerkt. VBO c.s. hebben ook niet aangeboden dat een en ander te bewijzen. Daarop strandt de primaire vordering. Grief 8 faalt in zoverre.