In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Polen, was beschuldigd van poging tot diefstal in vereniging van een Nissan Micra op 7 december 2018 in Beverwijk. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op de bewuste datum een ruit van de Nissan Micra heeft ingeslagen en heeft geprobeerd goederen uit de auto te stelen. De verdachte en zijn mededader werden kort na de poging tot diefstal door de politie aangehouden. Het hof heeft de bewijsvoering van de raadsvrouw verworpen, die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot diefstal. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededader bewust en nauw samenwerkten om toegang te krijgen tot de auto en de daarin aanwezige goederen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade had geleden ter hoogte van € 85,00, toegewezen. Het hof legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de poging tot diefstal en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij.