Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
[geïntimeerde sub 3] ,
4.[geïntimeerde sub 4] ,
5.[geïntimeerde sub 5] ,
6.[geïntimeerde sub 6] ,
[geïntimeerde sub 7] ,
8.[geïntimeerde sub 8] ,
9.de stichting: [geïntimeerde sub 9],
[geïntimeerde sub 10],
1.Het geding in hoger beroep
- de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting 2011 tot en met 2016 van erflaatster en [appellant] ;
- jaaroverzichten van 2011 tot en met 2016 van de bankrekeningen en effectenportefeuille(s) op naam van erflaatster, [appellant] en gezamenlijk;
- afschriften van bankrekeningen en effectenportefeuille(s) van erflaatster en/of [appellant] per datum overlijden erflaatster;
- overzicht van alle bankrekeningen op naam van [appellant] ;
- machtigingen waaruit volgt dat [appellant] bevoegd was om overschrijvingen, aankopen en betalingen te doen van de (effecten)rekeningen van erflaatster;
2.Feiten
3.Beoordeling
en voor één/achttiende gedeelte: [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5]. [appellant] stelt dat de rechtbank ten onrechte ervan uitgaat dat sprake is van plaatsvervulling en licht dit toe als volgt. Er is geen sprake van een wettelijke verdeling en de erflaatster laat geen kinderen na. Artikel 4:48 BW heeft onmiddellijke werking, zodat achterneven en nichten niet als erfgenamen worden gekwalificeerd. Geïntimeerden 3, 4 en 5 hebben geen belang en moeten niet ontvankelijk worden verklaard in hun reconventionele vordering in eerste aanleg.
de subsidiaire grondslagmoeten worden afgewezen. Datzelfde lot treft de bij eiswijziging in conventie ingestelde vordering waarbij het eerder gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid wordt aangevuld en wordt gevorderd dat aan de in het testament opgenomen uiterste wilsbeschikking rechtskracht wordt onthouden.