ECLI:NL:GHAMS:2020:129

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
23-000476-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van een elektrische fiets met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot diefstal van een elektrische fiets, gepleegd op 5 november 2018 te Haarlem. De verdachte had geprobeerd de fiets, toebehorende aan [slachtoffer 1], weg te nemen door middel van een valse sleutel. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vrijspraak. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de aangifte van de eigenaar van de fiets en de bevindingen van de politie. De verdachte had verklaard dat hij de sleutel van de fiets had gevonden en dat hij de fiets naar het politiebureau wilde brengen. Het hof oordeelde echter dat de gedragingen van de verdachte wezenlijk gericht waren op de voltooiing van het misdrijf. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000476-19
datum uitspraak: 20 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-219982-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 december 2019 en 6 januari 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2018 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een elektrische fiets (van het merk/type Rih Omega 3), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten de fietsleutel zonder toestemming van de rechthebbende, de fiets met die sleutel heeft geopend en/of het kettingslot met die sleutel heeft geopend en/of het kettingslot van een regenpijp, althans een pijp, heeft geprobeerd te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsvoering en verwerping van een bewijsverweer

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken moet worden omdat er geen sprake is van een begin van uitvoering. Daartoe heeft hij onder andere aangevoerd dat de verdachte – op het moment dat hij door de betrokken politieambtenaar werd aangesproken – nog bezig was met het slot.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen [1] blijkt het volgende. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van de diefstal van zijn elektrische fiets van het merk Rih, type Omega 3, ter waarde van € 2.500, gepleegd op 5 november 2018 te Haarlem. Deze fiets had [slachtoffer 1] met een ketting vastgezet. [2] Op 5 november 2018 heeft politieambtenaar [verbalisant] gezien dat de hem ambtshalve uit het daklozencircuit bekende verdachte met een
hoodyover zijn hoofd aan een zeer goed uitziende elektrische fiets van het merk Rih stond te rommelen. Hij hoorde geluiden die klonken als staal dat tegen staal botste en hij zag de verdachte met zijn armen hevige trekkende bewegingen maken, waarmee hij probeerde een kettingslot dat aan de fiets zat van achter een stalen regenpijp los te trekken. [3] [verbalisant] zag vervolgens dat de verdachte het kettingslot om de zadelpen van het zadel wikkelde, dat een sleutel in het ringslot van de fiets stak en dat dat slot geopend was. Ook zag hij dat de verdachte met de fiets aan zijn hand wilde weglopen. [4] Het bleek de fiets van [slachtoffer 1] te zijn. [5] De verdachte heeft verklaard dat hij de sleutel van de fiets heeft gevonden en op het slot van de fiets heeft gepast, dat hij de ketting die om een regenpijp zat aan het loshalen was, zodat hij de fiets kon meenemen. [6] Deze gedragingen van de verdachte moeten naar het oordeel van het hof naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op de voltooiing van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om de fiets met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, was wel degelijk sprake van een begin van uitvoering van dit misdrijf.
De verklaring van de verdachte, dat hij de fiets mee wilde nemen teneinde deze naar het politiebureau te brengen, acht het hof ongeloofwaardig. Het valt immers niet gemakkelijk in te zien dat en waarom iemand met de goede door de verdachte gestelde bedoelingen die een fietssleutel op straat vindt, in plaats van die sleutel naar de politie te brengen, op zoek gaat naar de bijbehorende fiets. Dat verschuift van ‘niet gemakkelijk’ naar ‘niet’, nu de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen om zijn bijzondere gedrag van een geloofwaardige, zijn stelling ondersteunende, toelichting te voorzien.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 november 2018 te Haarlem ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om een elektrische fiets (van het merk Rih, type Omega 3), toehorende aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten de fietssleutel, zonder toestemming van de rechthebbende het kettingslot met die sleutel heeft geopend en van een regenpijp heeft geprobeerd te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals daarnaar in de voormelde voetnoten is verwezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zijn de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gesteld van onder meer het naleven van een meld- en een behandelplicht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot diefstal van een kostbare elektrische fiets. Diefstal is een hinderlijk feit dat doorgaans financiële schade met zich brengt. Door zijn handelen heeft verdachte er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Dit weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Voor oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, ziet het hof geen aanleiding, mede nu de verdachte zich niet recent gemotiveerd heeft getoond om voorwaarden, zoals gesteld door de politierechter, na te leven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2020.

Voetnoten

1.De processen-verbaal waarnaar in de hiernavolgende voetnoten wordt verwezen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van 6 november 2016, doorgenummerde p. 17-18.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2018, doorgenummerde p. 21-22.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2018, los bijgevoegd in het dossier.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 november 2018, doorgenummerde p. 23.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 november 2018, doorgenummerde p. 26-27.