ECLI:NL:GHAMS:2020:1284

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
200.269.079/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over hennepplantage in gehuurde woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de bewindvoerder van [X] tegen Woningstichting Kennemer Wonen. De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de vorderingen van Kennemer Wonen tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand zijn toegewezen. De bewindvoerder stelt dat [X] geen weet had van de hennepkwekerij die op de zolder van de woning was aangetroffen. De kantonrechter oordeelde echter dat het ongeloofwaardig is dat [X] niet op de hoogte was van de hennepkwekerij, gezien de omstandigheden en de bevindingen van de politie. Het hof bevestigt deze conclusie en oordeelt dat de bewindvoerder aansprakelijk is voor de gedragingen van [X] op grond van artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.269.079/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8043687 / KG EXPL 19-115
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 mei 2020
BIJ VERVROEGING
inzake
DE BEWINDVOERDER ALKMAAR E.O. B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [X],
met gekozen woonplaats te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. K. Dirlik te Alkmaar,
tegen
WONINGSTICHTING KENNEMER WONEN,
gevestigd te Heiloo,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J. Dekker te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de bewindvoerder, [X] en Kennemer Wonen genoemd.
De bewindvoerder is bij dagvaarding van 7 november 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 28 oktober 2019 onder bovenvermeld zaak/-rolnummer gewezen tussen Kennemer Wonen als eiseres en de bewindvoerder als gedaagde. De dagvaarding, met producties, bevat de grieven en tevens een incidentele vordering tot schorsing van de ten uitvoerlegging van het bestreden vonnis.
Hierop heeft Kennemer Wonen een memorie van antwoord in het incident ingediend. Op de rol van 17 december 2019 heeft de bewindvoerder de incidentele vordering ingetrokken. Daarop heeft Kennemer Wonen een memorie van antwoord met producties ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De bewindvoerder heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Kennemer Wonen tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de huurachterstand zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Kennemer Wonen heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, waaronder de kosten in het incident.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Grief I is gericht tegen het opnemen van de feiten als vermeld onder 2.7 en 2.8 van het bestreden vonnis. Deze grief slaagt niet; onder het kopje ‘Beoordeling’ zal het hof overwegen waarom dat zo is.
Waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[X] huurde met ingang van 1 april 2015 van Kennemer Wonen de woning inclusief aanhorigheden aan de [adres 1] (hierna: de woning). Van de huurovereenkomst maken deel uit de algemene huurvoorwaarden.
2.2
Met ingang van 23 mei 2018 is [X] onder bewind gesteld met benoeming van De Bewindvoerder Alkmaar e.o. B.V. tot bewindvoerder.
2.3
In artikel 6.4 van de algemene huurvoorwaarden staat:
“Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
2.4
In artikel 6.5. van de algemene huurvoorwaarden staat (voor zover relevant):
“Huurder zal het gehuurde gedurende de huurperiode zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. Hij zal het gehuurde, waaronder begrepen alle aanhorigheden en de eventuele gemeenschappelijke ruimten, overeenkomstig de bestemming gebruiken en deze bestemming niet wijzigen (…).”
2.5
In artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden staat:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet of enige andere wet strafbaar zijn gesteld.”
2.6
Op 27 augustus 2019 heeft het Hennepteam van de Politie Noord-Holland een rapport opgesteld, welk rapport onder meer inhoudt:
(…)“Op woensdag 21 augustus 2019 heeft de politie Noord-Holland op de locatie [adres 1] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld (…)- Als verdache wordt vooralsnog aangemerkt:[X] (vrouw)(…)- Melding: Anoniem bij wijkagent(…)- Is er sprake van bewoning in het pand: ja, door verdachte en haar dochter (21)(…)- Aangetroffen hennep: 166 planten- Plaats hennepkwekerij in het pand: Op zolder- Diefstal stroom: Ja- Diefstal water: Nee- Aantal lampen: 16 assimilatielampen (600W), 3 LED-lampen- Indicatie over het aantal eerdere oogsten (de duur van de periode waarin de hennepkwekerij, voorafgaand aan de ontmanteling, tenminste heeft gefunctioneerd):Vermoedelijk meer dan 1- Een beschrijving van de eventuele risico’s voor de omgeving: Brandgevaar (diefstal stroom), water en stankoverlast, blootstelling aan drugsmilieu, kans op rippen.- Eventuele bijzonderheden: Ook aangetroffen en inbeslaggenomen: 16 armaturen, 1 schakelbord, 16 transformators (koper), 2 koolstoffilters, 2 slakkenhuizen, 2 ventilatoren (metaal), 1 opticlimate, 1 CO2-booster (metaal), 1 kachel (metaal), 1 temperatuurventilatieregelaar, 2 water- beluchting- en dompelpompen, (…), 2 hygro-ph/ec en thermometers, 12 groeitenten, groeimiddel, 1 weegschaal.
Er is samenhang met een aangetroffen reeds ontmantelde hennepkwekerij op 21 augustus 2019 op de [adres 2] (…)”
2.7
Bij e-mail van 1 oktober 2019 van [A] , Operationeel Specialist A bij de politie, is het volgende genoteerd uit het proces-verbaal van bevindingen:
“(…)Uit het pv bevindingen van mijn collega:
Gedurende het onderzoek, toen de hennepkwekerij nog volledig aangesloten was constateerde ik de volgende zaken:- Door het hele huis was een penetrante lucht van hennep waarneembaar.- Op de begane grond, waar de woonkamer en keuken is en de eerste etage, waar de slaapkamers van de bewoners zijn hoorde ik een continue ruis van ventilatoren en luchtventilatie. Duidelijk hoorbaar was dat deze van zolder kwam. Er stonden geen andere in werking zijnde ventilatoren in de woning.- Op de begane grond, waar de woonkamer en keuken is en de eerste etage, waar de slaapkamers van de bewoners zijn hoorde ik continu water weglopen. Het was duidelijk hoorbaar dat dit vanaf de zolder kwam. Na onderzoek kwam dit door een Opticlimate airco systeem.- Als op de zolder de toegangsdeur naar de kwekerij geopend werd verlichte de gehele eerste etage door de aanwezige assimilatielampen.(…)”
2.8
Bij e-mail van 10 oktober 2019 heeft [A] voornoemd het volgende meegedeeld:
“(…)Op uw verzoek stuur ik u aanvullende informatie over de periode dat de hennepkwekerij op de [adres 1] in werking is geweest. Eveneens stuur ik u relevante onderzoeksbevindingen:Inmiddels is uit het politieonderzoek het volgende duidelijk geworden:OntnemingsperiodeVan 6 december 2017 tot 21 augustus 2019. Deze periode beslaat 89 weken.In deze periode is het aannemelijk dat er minimaal (5) eerdere oogsten kweekcyclussen plaatsgevonden. Ten tijde van het aantreffen van de kwekerij was stonden planten van negen (9) tot tien (10) weken oud. Deze zijn, in het voordeel van de verdachten als volledige oogst meegenomen in de berekening.Uitgangspunt in deze berekening is een gemiddelde kweekcyclus van 10 weken per oogst. Dit terwijl er in de kweekruimte gebruik werd gemaakt van een CO2 kachel wat de kweekcyclus verkort met twee weken tot acht (8) weken.(…)”
2.9
De rechtbank Noord-Holland heeft in een vonnis in kort geding van 11 december 2019 de door de bewindvoerder gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis totdat op het hoger beroep is beslist afgewezen.
2.1
De ontruiming van de woning heeft op 12 december 2019 plaatsgevonden.

3.Beoordeling

3.1
Bij inleidende dagvaarding heeft Kennemer Wonen, kort gezegd, gevorderd dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening de bewindvoerder veroordeelt om binnen drie dagen na de betekening van het vonnis de woning te ontruimen, onder afgifte van de sleutels en op straffe van een dwangsom. Daarnaast heeft Kennemer Wonen gevorderd dat de bewindvoerder zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.758,90 in verband met huurachterstand, te vermeerderen met wettelijke rente, en een bedrag van € 710,68 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd, met ingang van 1 oktober 2019.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van Kennemer Wonen toegewezen, met dien verstande dat de bewindvoerder een ontruimingstermijn van een maand is gegund, met veroordeling in de proceskosten, waaronder de nakosten.
De kantonrechter heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat het ongeloofwaardig is dat [X] niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij en dat, mocht het al zo zijn dat [X] niets van de hennepkwekerij wist, zij in ieder geval door afgifte van de sleutel heeft toegelaten dat haar schoonzoon/dochter de woning hebben gebruikt om de hennepkwekerij te exploiteren en hennep te kweken en daarmee jegens Kennemer Wonen aansprakelijk is voor de gedragingen van haar schoonzoon/dochter.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de bewindvoerder op met negen grieven.
Het hof overweegt als volgt.
3.4
Met grief I betoogt de bewindvoerder dat de kantonrechter ten onrechte de e-mails van [A] (Operationeel Specialist A bij de politie) van 1 oktober en 10 oktober 2019 onder de feiten heeft genoemd. Deze grief faalt. In de eerste plaats is het een feit dat deze e-mails met de genoemde inhoud zijn verzonden door de betreffende functionaris. Zij maken onderdeel uit van het procesdossier in eerste aanleg. In de tweede plaats zijn deze e-mails opgesteld door een beëdigd ambtenaar van politie ( [A] ) waarbij hij citeert uit een proces van bevindingen van een collega, eveneens een beëdigd ambtenaar van politie. In beginsel gaat het hof uit van de juistheid van hetgeen door verbalisanten op ambtseed wordt verklaard. Dat de bewindvoerder het niet eens is met de inhoud van de e-mails doet hier niet aan af. Uit het hierna volgende zal blijken dat het hof, met de kantonrechter, van oordeel is dat er ook overigens geen aanleiding bestaat om aan de inhoud van de bevindingen van de politie te twijfelen.
3.5
Met grief II komt de bewindvoerder op tegen de overweging van de kantonrechter dat Kennemer Wonen een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Ook deze grief faalt. In de woning werd een professionele kwekerij aangetroffen, waarbij de stroom buiten de meter om werd verkregen. Dit brengt potentieel gevaar en overlast voor omwonenden mee. Bovendien voert Kennemer Wonen een zerotolerancebeleid in het geval een huurder hennep blijkt te kweken. Dit is ook op verschillende manieren bekend gemaakt aan huurders, waaronder [X] . Dit zerotolerancebeleid verliest aan effectiviteit als er eerst een langdurige bodemprocedure moet worden doorlopen voordat tot ontruiming kan worden overgegaan. Daarmee is het spoedeisend belang van Kennemer Wonen gegeven.
3.6
De grieven III, IV, V en VIII lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Met deze grieven komt de bewindvoerder op tegen de overwegingen van de kantonrechter in de rechtsoverwegingen 5.4 tot en met 5.7 die kort gezegd inhouden dat met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden en dat de bewindvoerder zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen, met een ontruimingstermijn van één maand.
De kantonrechter heeft daartoe het volgende overwogen:
“5.5. Vast staat dat er zich op de zolder in de door [X] gehuurde woning aan de [adres 1] een hennepkwekerij bevond. [X] stelt echter dat zij niets van deze hennepkwekerij wist en dat mede daarom de vordering tot ontruiming van de woning dient te worden afgewezen. Het komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor dat [X] niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Gelet op de bevindingen van de politie heeft zij er weet van gehad. De lucht van hennep was waarneembaar en er waren door de gehele woning geluiden te horen van water en ventilatie. Bij de opening van de deur van de zolderkamer was de eerste verdieping verlicht. De elektriciteitsmeter is gesaboteerd. Verder hebben er minimaal 5 oogsten plaatsgevonden. Gelet op de werkzaamheden die hiermee gepaard gaan, waaronder verzorging van de planten, toe- en afvoer van materiaal en hennep, waarbij de lucht waarneembaar zal zijn, zal [X] hiervan op de hoogte moeten zijn geweest. Hieraan doet niet af dat zij geregeld bij haar moeder is of met de kleinkinderen op stap. De kantonrechter ziet in hetgeen [X] ter zitting naar voren heeft gebracht geen aanleiding aan de bevindingen van de politie te twijfelen.5.6. Ter zitting heeft [X] verklaard dat haar kinderen een sleutel hebben van de woning. [X] is als huurder op grond van artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken. Mocht het al zo zijn dat [X] niets van de hennepkwekerij wist dan heeft zij in ieder geval door afgifte van de sleutel toegelaten dat haar schoonzoon/dochter de woning hebben gebruikt om deze hennepkwekerij te exploiteren en hennep te kweken. Het is aan [X] om toezicht te houden op het gebruik door haar schoonzoon/dochter van haar woning. Bedrijfsmatige teelt van hennep, in een omvang zoals hier aan de orde, in een als woonruimte verhuurde onroerende zaak levert een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen aan de zijde van [X] . Kennemer Wonen heeft een niet-gedoogbeleid van het telen van hennep en [X] was of kon daar in ieder geval van op de hoogte zijn. Dit alles overziende rechtvaardigt het bovenstaande de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee ook de ontruiming daarvan. (…)5.7. De kantonrechter heeft ter zitting van [X] begrepen dat het verlies van haar woning haar erg aangrijpt en dat zij geen alternatieve woonruimte heeft. Dit is echter een risico dat [X] heeft genomen door de hennepkwekerij toe te laten. De kantonrechter houdt in zoverre rekening met [X] , dat haar een ontruimingstermijn van 1 maand wordt gegeven.”
3.7
Samengevat komt de toelichting op de grieven erop neer dat de kantonrechter, volgens de bewindvoerder, de (terecht gehanteerde) maatstaf onjuist heeft toegepast. Alhoewel tussen partijen vaststaat dat er op de zolder van de woning van [X] een hennepkwekerij bestond en de elektriciteitsmeter was gemanipuleerd stelt de bewindvoerder ook in hoger beroep dat [X] geen wetenschap had van het bestaan van deze kwekerij en dat zij ook niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gedragingen van haar schoonzoon/dochter op grond van artikel 7:219 BW.
Ter onderbouwing van de stellingen over de wetenschap van [X] , herhaalt de bewindvoerder stellingen uit de eerste aanleg, wordt de inhoud van de bevindingen van de politie betwist, wordt (opnieuw) verwezen naar de verklaringen van de dochters van [X] , wordt nog een schriftelijke verklaring van een andere dochter toegevoegd en worden enkele producties in verband met de installatie van een slimme elektriciteitsmeter en een doktersverklaring in het geding gebracht. Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep de stellingen van de bewindvoerder geen aanleiding zijn om te twijfelen aan de bevindingen van de politie. Ook het hof acht het, mede in aanmerking genomen de inhoud van de in hoger beroep in het geding gebrachte nadere stukken, ongeloofwaardig dat [X] geen weet heeft gehad van de hennepkwekerij (van een behoorlijke omvang) op de zolder van haar woning. De stellingen van de bewindvoerder dat [X] , vanwege haar gezondheid, ventilatoren in huis had waardoor zij de ventilatoren op de zolder niet hoorde en nooit verder kwam dan de eerste verdieping, zijn onvoldoende onderbouwd om te twijfelen aan de waarnemingen van de politie op het moment dat de woning door de verbalisanten werd betreden. Dat [X] vergelijkbare waarnemingen niet heeft gehad is niet aannemelijk gemaakt, ook niet met de nieuwe verklaring van een dochter van [X] , noch met de overige in het geding gebrachte stukken. Dat de elektriciteitsmeter van [X] op 26 juli 2018 is vervangen door een slimme meter en dat de oude meter een lagere meterstand toonde dan door haar eerder was opgegeven kan de bewindvoerder ook niet baten: als een elektriciteitsmeter wordt gemanipuleerd meet deze niet de daadwerkelijk verbruikte elektriciteit en bij een aangekondigd bezoek van een installateur is het eenvoudig om de manipulatie tijdelijk ongedaan te maken. Dat [X] sinds de installatie van de slimme meter niet meer naar de elektriciteitsmeter heeft omgekeken komt voor haar eigen rekening en risico.
Ook de argumenten die de bewindvoerder aanvoert voor de stelling dat artikel 7:219 BW niet van toepassing is omdat [X] geen actieve betrokkenheid had bij de exploitatie snijden geen hout. Met het afgeven van een reservesleutel aan de schoonzoon/dochter heeft [X] hen toegang de woning verschaft. Voor de gedragingen van deze ‘derden’ die vervolgens plaatsvinden in de woning is [X] jegens de verhuurder aansprakelijk, ook al zou [X] hier niet van op de hoogte zijn geweest. Het is aan haar om hier toezicht op te houden.
Ten slotte wijst de bewindvoerder nog op de bijzonder ingrijpende gevolgen van een ontruiming voor [X] , gelet op haar penibele financiële situatie, haar hoge leeftijd en haar longziekte. De kantonrechter heeft rekening gehouden met het feit dat de ontruiming voor [X] , 51 jaar oud en lijdend aan een longziekte waarvoor zij inhalatiemedicatie gebruikt, ingrijpende gevolgen heeft. Om die reden is de ontruimingstermijn bepaald op één maand in plaats van de gevorderde drie dagen na betekening van het vonnis. Aldus heeft de kantonrechter voldoende rekening gehouden met de belangen van [X] , met inbegrip van de gestelde, maar niet nader toegelichte penibele financiële situatie. Uiteindelijk is [X] op 12 december 2019 ontruimd, anderhalve maand na het vonnis.
Alles overziende ziet het hof in de stellingen van de bewindvoerder geen grond om tot een ander oordeel te komen dan het oordeel waartoe de kantonrechter is gekomen. Het hof sluit zich aan bij de hierboven weergegeven overwegingen van de kantonrechter en maakt deze tot de zijne.
De grieven III, IV, V en VIII falen.
3.8
Met grief VI komt de bewindvoerder op tegen de toewijzing van de vordering tot betaling van de huurachterstand. De bewindvoerder stelt dat de hoogte van de huurachterstand ter zitting in eerste aanleg is betwist. De kantonrechter oordeelde anders. De stellingen van de bewindvoerder in de toelichting op deze grief geven geen aanleiding om af te wijken van dat oordeel. Het hof acht het dan ook voldoende aannemelijk dat de huurachterstand zoals deze door Kennemer Wonen is gespecificeerd in productie 11 bij de dagvaarding in eerste aanleg bestaat. Omdat [X] niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan is zij van rechtswege in verzuim. Er was dan ook geen ingebrekestelling vereist, zoals de bewindvoerder lijkt te betogen. Nu Kennemer Wonen (tevens) de als spoedeisend beoordeelde vordering tot ontruiming van de woning heeft ingesteld en deze in verband met de aanwezigheid van de hennepplantage is toegewezen, bestaat met het oog op de proceseconomie geen aanleiding de – onvoldoende gemotiveerd betwiste – geldvordering af te wijzen op de enkele grond dat deze niet spoedeisend zou zijn. Het beroep op het ontbreken van spoedeisend belang bij deze vordering aan de zijde van Kennemer Wonen, kan de bewindvoerder dan ook niet baten in zijn stellingname. De bewindvoerder heeft niet gesteld dat er enig restitutierisico is aan de zijde van Kennemer Wonen. Ook deze grief faalt.
3.9
Gezien het voorgaande kunnen de grieven VII en IX, die geen zelfstandige betekenis hebben, buiten bespreking blijven.
3.1
De slotsom is dat het hoger beroep faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, waaronder begrepen de kosten in het incident. De kosten van het incident (salaris advocaat), komen voor rekening van de bewindvoerder omdat de memorie van antwoord in het incident al was genomen, alvorens de bewindvoerder het incident introk, zodat Kennemer Wonen deze kosten al had gemaakt.

4.4. Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Kennemer Wonen begroot op € 741,- aan verschotten en € 1.518,- voor salaris, waaronder begrepen de kosten van het incident;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, L.A.J. Dun en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020.