Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant] ,
de vennootschap onder firma [G] Bewindvoering, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen, die (zullen) toebehoren aan [appellant] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
‘ [geïntimeerde] is van mening dat u zonder toestemming van [geïntimeerde] andere personen op uw adres heeft laten inschrijven en uw woning als bewoner te gebruiken. U heeft hiermee een wanprestatie heeft gepleegd. Dit kan en wenst [geïntimeerde] niet te accepteren. Dit is in strijd met artikel 6.14 van de Algemene Huurvoorwaarden. (…) Op basis van de wanprestatie die door u gepleegd is ten aanzien van de bewoning van uw woning willen wij eenmalig aanvullende voorwaarden met u afspreken voor het kunnen vervolgen van uw huurcontract. Deze voorwaarden worden door ons vast gelegd in een zogenaamde ‘gele kaart’. Deze willen wij met u tekenen bij ons op kantoor. (…) Wij nodigen u uit opmaandag 03 september 2018 om 14:00 uurop het kantoor van [geïntimeerde] (…)’.
Het is huurder niet toegestaan het gehuurde te (laten) gebruiken als postadres. Huurder spant zich ervoor in te voorkomen dat niet tot zijn huishouding behorende derden zich als bewoner van het gehuurde registreren in het daartoe door de plaatselijke overheid bijgehouden register; (…) Huurder heeft, zonder [geïntimeerde] daarvan in kennis te stellen, de woning in gebruik willen gegeven aan derden. Is in tegenspraak met de Algemene Huurvoorwaarden van [geïntimeerde] .
Overtreding van bovengenoemde bepalingen levert een ontbinding rechtvaardigende tekortkoming op. (…)’.
Uit de verklaring van mevrouw [appellant] (…) is gebleken dat de aangetroffen drugs eigendom is van beide bewoners’. Bij de ‘conclusie’ is vermeld: ‘
Op grond van de bevindingen uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen het pand op het adres [woonplaats 1] te [woonplaats 1] , middelen lijst 2 van de Opiumwet aanwezig waren. De hoeveelheid aangetroffen middelen is dermate groot dat er sprake is van het kennelijke oogmerk te verstrekken/verkopen als aangeduid in artikel 13b lid 1 Opiumwet.’De rapportage sluit af met het advies aan de gemeente Zaanstad ‘
om het bestuurlijk instrumentarium te gebruiken met betrekking tot hetgeen is geconstateerd’.
Op 27 juni jl. heeft de burgemeester uw zienswijze namens mevrouw [appellant] ontvangen inzake het voornemen tot sluiting van [woonplaats 1] op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. De aangevoerde gronden worden momenteel nog nader onderzocht en vergt meer tijd. De geplande sluiting van 19 juli 2019 zal komen te vervallen. Zodra de burgemeester een besluit heeft genomen wordt u daar zo spoedig mogelijk over in kennis gesteld (…)’.
3.Beoordeling
grief 1stelt de bewindvoerder dat [geïntimeerde] geen spoedeisend belang heeft en dat enkel de rechter in een bodemprocedure een oordeel kan geven over de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, nu de kantonrechter onvoldoende mogelijkheid heeft gehad om de feiten en omstandigheden, die ter discussie staan, op objectieve wijze vast te stellen.
grieven 2 tot en met 5heeft de bewindvoerder (samengevat) aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst op basis waarvan [geïntimeerde] bevoegd zou zijn de huurovereenkomst te ontbinden. [appellant] had geen weet van de door de politie in de woning aangetroffen hennep en hasj. Deze bevonden zich in de rugzak van [C] . [C] is strafrechtelijk vervolgd voor het bezit van de drugs, [appellant] is daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd. In de huurovereenkomst is geen expliciet verbod op het bezit van (soft)drugs opgenomen. Daarbij heeft [geïntimeerde] er geen blijk van gegeven dat zij een zero-tolerance beleid voert. [appellant] is dan ook niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [geïntimeerde] . Er zijn geen bijkomende omstandigheden zoals handelsactiviteiten, gevaarzetting of overlast, zodat ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd is. De uitleg die de kantonrechter aan artikel 6:265 lid 1 BW heeft gegeven is niet te verenigen met vaste rechtspraak, nu zij ten onrechte heeft nagelaten het gewicht van de gestelde tekortkoming te beoordelen, daarbij alle overige omstandigheden in acht nemend. Dit zou moeten leiden tot het oordeel dat de ontbinding gezien het geringe gewicht van de tekortkoming – zo daarvan sprake is – niet gerechtvaardigd is. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grieven 6 en 8lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In deze grieven heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [geïntimeerde] onvoldoende aantoonbaar belang heeft bij de ontbinding en ontruiming van de woning, terwijl [appellant] een zwaarwegend belang heeft bij behoud van de woning. De gevolgen van de ontruiming leveren voor [appellant] een schending op van het fundamentele woonrecht en het recht op familieleven zoals opgenomen in artikel 8 EVRM en de fundamentele kinderrechten uit het IVRK. Het belang van [appellant] en van haar kind dient om die reden zwaarder te wegen, zodat de kantonrechter niet had kunnen overgaan tot het uitspreken van de ontruiming. In dat verband heeft de bewindvoerder gewezen op overgelegde verklaringen van jeugdhulpverleners in verband met een in gang gezet jeugdhulpverlening traject dat er (mogelijk) toe leidt dat [appellant] met haar dochter kan gaan samenwonen. Volgens de bewindvoerder is de woning daartoe essentieel.
4.Beslissing
binnen één maandna betekening van dit vonnis de woning aan het adres [woonplaats 1] met de daarin vanwege haar aanwezige goederen en personen te verlaten en te ontruimen, en met afgifte van de sleutels en achterlating van al wat tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van [geïntimeerde] te stellen en in zo verre opnieuw rechtdoende:
binnen twee maandenna betekening van dit arrest de woning aan het adres [woonplaats 1] met de daarin vanwege hem aanwezige goederen en personen te verlaten en te ontruimen, en met afgifte van de sleutels en achterlating van al wat tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van [geïntimeerde] te stellen;