ECLI:NL:GHAMS:2020:126

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
23-003111-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een loktelefoon door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1988, was beschuldigd van diefstal van een loktelefoon die toebehoorde aan de Politie Eenheid Amsterdam. De tenlastelegging betrof de diefstal op of omstreeks 3 augustus 2019 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd, omdat het bevestigen van het vonnis zou leiden tot een onoverzichtelijk geheel van beslissingen en motiveringen. Het hof kwam tot dezelfde bewezenverklaring als de politierechter, maar paste de bewijsmiddelen aan en kwam tot een andere beslissing over de strafoplegging.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet betwist, en het hof kwalificeerde de daad als diefstal. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een straf van 90 dagen geëist, waarvan 21 dagen voorwaardelijk. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereisten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof benadrukte dat de verdachte door zijn handelen een gevoel van onveiligheid in de samenleving had veroorzaakt, ondanks het feit dat de gestolen telefoon een loktelefoon was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003111-19
datum uitspraak: 22 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-186329-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2019 en 8 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een loktelefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Politie Eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar de bewijsmiddelen aanpassing behoeven en het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de strafoplegging, zodat het (partieel) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen zou genereren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 augustus 2019 te Amsterdam een telefoon, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan Politie Eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij door een telefoon uit een jaszak weg te nemen. Zakkenrollerij kan bij de benadeelden veel schade en hinder veroorzaken. Dat de telefoon in dit geval een zogeheten “loktelefoon” van de politie betrof, zodat er niet daadwerkelijk schade is geleden, neemt niet weg dat de verdachte, onwetend van het feit dat het een loktelefoon betrof, zich kennelijk niet heeft bekommerd om de eventuele gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte heeft door aldus te handelen een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Het is een ernstig feit waarvoor enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.R.O. Mooy en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 januari 2020.
Mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]