In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot de verdeling van een levensverzekering en de toepassing van Turks huwelijksvermogensrecht. De man en de vrouw, die in 1996 zijn gehuwd en in 2011 zijn gescheiden, zijn gezamenlijk eigenaar van een woning en hebben een levensverzekering bij ASR. De vrouw heeft de man in eerste aanleg verzocht om medewerking aan de verkoop van de woning en de afkoop van de levensverzekering. De voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld om mee te werken aan de afkoop van de levensverzekering en heeft de waarde daarvan tussen partijen verdeeld in een verhouding van 3 (man) staat tot 2 (vrouw). De man is in hoger beroep gegaan, waarbij hij de vernietiging van het vonnis heeft verzocht. De vrouw heeft in incidenteel appel haar grieven geformuleerd. Het hof heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter ten onrechte is afgeweken van de hoofdregel van verdeling bij helfte van de nettowaarde van de verwervingen. Het hof heeft de verdeling van de opgebouwde waarde van de levensverzekering herzien en bepaald dat deze moet worden verdeeld op basis van de betaalde premies tijdens het huwelijk tot de datum van ontbinding van het huwelijksgoederenregime. Het hof heeft het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd en de proceskosten gecompenseerd.