ECLI:NL:GHAMS:2020:1213

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
200.260.057/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over eigendom honden na relatiebreuk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de eigendom van twee honden, [X] en [Y], na een relatiebreuk tussen de vrouw en de man. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam aangevochten, waarin de man, geïntimeerde, was veroordeeld tot afgifte van de honden aan de vrouw. De vrouw stelt dat zij de eigenaar is van de honden, omdat zij deze in 2017 uit een asiel in Kroatië heeft gehaald en als zodanig geregistreerd staat in de hondenpaspoorten en het dieren gegevensregister van het Kroatische Ministerie van Landbouw. De man betwist dit en stelt dat hij de honden heeft aangeschaft en dat de vrouw slechts tijdelijk voor hen zorgde.

Tijdens de procedure zijn verschillende feiten naar voren gekomen, waaronder het feit dat de vrouw na een geweldsincident met de man in een blijf-van-mijn-lijfhuis verbleef en de honden tijdelijk in een opvang waren. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg de vordering van de man toegewezen, maar het hof oordeelt dat de vrouw voorshands aannemelijk heeft gemaakt dat zij de eigenaar van de honden is. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover het de afgifte van de honden betreft en veroordeelt de man om de honden binnen vijf dagen af te geven op het kantoor van de advocaat van de vrouw, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving.

De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof concludeert dat de vrouw in april 2017 eigenaar van de honden is geworden en dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim op eigendom. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.260.057/01 KG
zaaknummer rechtbank : C/13/663811 KG ZA 19-297 MW/EB
arrest van de meervoudige familiekamer van 31 maart 2020 (bij vervroeging)
inzake
[de vrouw],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. V.C. van der Velde te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L. Kesting te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.
De vrouw is bij dagvaarding van 15 mei 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2019, in kort geding gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en de man als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie.
Nadat verstek tegen de man was verleend, heeft de vrouw een memorie van grieven, met producties, ingediend.
Op 16 juli 2019 is het verstek voor de man gezuiverd. De man heeft vervolgens een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
De vrouw heeft – samengevat – geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair: de man zal veroordelen tot afgifte van de honden genaamd [X] en [Y] aan de vrouw, alsmede van de zes puppy’s van [X] , binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest, op straffe van een dwangsom, op het kantoor van de advocaat van de vrouw;
subsidiair: de man zal veroordelen tot afgifte van de honden genaamd [X] en [Y] aan de vrouw, binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest, op straffe van een dwangsom, op het kantoor van de advocaat van de vrouw;
een en ander met veroordeling van de man in de kosten van het geding in beide instanties, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.
De man heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw, althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure in beide instanties.
Op 27 februari 2020 heeft op verzoek van de vrouw een comparitie van partijen plaatsgevonden. Ter zitting waren aanwezig de vrouw, vergezeld door mr. M. Bosma, kantoorgenoot van mr. Van der Velde, en de man vergezeld door zijn advocaat. Beide advocaten hebben het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.
Na de comparitie hebben beide partijen arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.13 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
Partijen hebben een relatie gehad. De vrouw is in oktober 2016 uit Kroatië naar Nederland verhuisd en bij de man ingetrokken.
2.3.
Rond april 2017 heeft de vrouw twee honden uit hetzelfde nest, [X] en [Y] (hierna samen ook: de honden), opgehaald uit een asiel in Kroatië. Het Ministerie van Landbouw van de Republiek Kroatië heeft afschriften afgegeven uit het dieren gegevensregister van de bevoegde veterinaire organisatie “Dierenartspraktijk Veterinarska ambulanta Turković”, waarin de vrouw als eigenaar van beide honden staat vermeld. Op de afschriften staan tevens de chipnummers van de honden vermeld. Op 5 april 2017 zijn door de dierenarts twee hondenpaspoorten afgegeven, waarin de vrouw als eigenaar staat vermeld.
2.4
De vrouw is vervolgens met de honden naar Italië gegaan. De man heeft de vrouw en de honden in Italië opgehaald, waarna partijen met de honden naar Nederland zijn gekomen.
2.5
In september 2017 is de vrouw naar een blijf-van-mijn-lijfhuis gegaan na een geweldsincident tussen haar en de man. Naar aanleiding van dit incident is aan de man een huisverbod van 10 dagen opgelegd. Op 14 september 2017 heeft de vrouw een “bijzondere volmacht” verleend aan de stichting IFAW om de honden op te vangen.
De man is in december 2017 voor mishandeling van de vrouw (onder andere) veroordeeld tot een (gedeeltelijk voorwaardelijke) taakstraf. De vrouw heeft tot medio 2018 in het blijf-van-mijn-lijfhuis verbleven. Sindsdien heeft zij een eigen huurwoning.
2.6
Facturen van 3 april 2018 voor rabiës vaccinaties voor [X] en [Y] staan op naam van de man. In een ongedateerde e-mail van hondentrimsalon [A] te [plaats] , gericht aan de man, staat vermeld dat beide honden daar een behandeling hebben gehad op 2 juni 2018, 2 oktober 2018, 29 november 2018 en 19 maart 2019 en dat [Y] ook nog een keer alleen is geweest op 22 augustus 2018. In een e-mail van hondentrimsalon [A] van 3 mei 2019 verklaart een medewerkster van de trimsalon dat de vrouw diverse malen langs geweest is om de honden te laten behandelen. Uit de bijgevoegde bijlage blijkt dat het om behandelingen op dezelfde data gaat als vermeld in de e-mail, gericht aan de man.
2.7
Op 14 december 2018 zijn voor de honden twee hondenpaspoorten afgegeven door een Nederlandse dierenarts, waarin de man als eigenaar staat vermeld. De in deze paspoorten opgenomen chipnummers zijn dezelfde als de chipnummers vermeld in de afschriften van het Ministerie van Landbouw in Kroatië.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft de vrouw – voor zover thans van belang – gevorderd dat de man de hond [X] aan haar terug geeft, op straffe van een dwangsom. In reconventie heeft de man gevorderd – voor zover thans van belang – de vrouw te gebieden de hond [Y] aan hem af te geven, eveneens op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man toegewezen en die van de vrouw afgewezen. Daartoe heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de chips in beide honden zijn gekoppeld aan de NAW-gegevens en het telefoonnummer van de man, dat de code waarmee de gegevens van de tenaamstelling kunnen worden gewijzigd, hem op zijn naam en adres zijn toegezonden en dat de overgelegde verklaringen en gegevens van de dierenarts en hondentrimsalon steun bieden aan de stelling van de man dat de honden sinds het vertrek van de vrouw steeds bij hem zijn gebleven. Voorshands is het door de voorzieningenrechter ervoor gehouden dat de man de eigenaar van de honden is. Tegen dit oordeel richt zich de grief van de vrouw.
3.2
De vrouw voert aan dat zij in 2017 de honden heeft opgehaald in Kroatië en toen de eigendom van de honden heeft verkregen. Zij staat als eigenares vermeld in de hondenpaspoorten. Ook heeft zij ervoor gezorgd dat de honden zijn gechipt. In Nederland heeft de vrouw voor de honden gezorgd. Zij heeft de hondentrimsalon bezocht en goederen voor de honden aangeschaft. Tijdens het verblijf van de vrouw in het blijf-van-mijn-lijfhuis, was het niet toegestaan om honden bij zich te hebben. Om die reden hebben de honden enige tijd in een hondenopvang verbleven. De vrouw heeft daartoe een volmacht afgegeven. Van januari 2018 tot februari 2019 is de vrouw behandeld bij de GGZ in verband met psychische problematiek die voortvloeide uit de geweldsincidenten met de man. Tijdens deze behandelingen werden [X] en [Y] ook besproken. Sinds de vrouw medio 2018 in haar eigen huurwoning woont, verblijven de honden bij haar, zoals ook de heer [T] , de psychiatrisch verpleegkundige bij de GGZ, en anderen hebben verklaard. In december 2018 heeft de man onder valse voorwendselen [X] ontvreemd. Voorts heeft hij zonder haar medeweten en zonder haar toestemming de chipgegevens zodanig gewijzigd dat deze herleidbaar zijn naar de man.
3.3
De man heeft hiertegen ingebracht dat hij degene was die in april 2017 een hond wilde. Omdat de vrouw contacten had met dierenasielen in Kroatië, heeft zij voor hem contact gelegd met het asiel waar [X] en [Y] verbleven. De vrouw zou de honden uit het asiel halen, omdat zij haar moeder in Kroatië en haar dochter in Italië zou bezoeken. De man heeft het vliegticket voor de vrouw betaald en haar geld meegegeven voor de aankoop van de honden. De vrouw had de honden slechts op grond van tijdelijk houderschap onder zich. Omdat de honden niet waren ingeënt en daarom niet per vliegtuig naar Nederland konden komen, heeft de man een auto gekocht om ze op te halen. De man heeft de honden vanaf hun aankomst in Nederland onafgebroken onderhouden en verzorgd. De chips van beide honden staan op zijn naam. Een wijziging van de tenaamstelling kan alleen door de eigenaar gebeuren, in tegenstelling tot een dierenpaspoort, dat makkelijker te verkrijgen is.
Er zijn diverse buren en anderen die verklaren dat de honden altijd bij de man zijn. Er zijn twee periodes geweest dat de honden elders waren, een periode waarin de man een huisverbod had en de vrouw in een blijf-van-mijn-lijfhuis verbleef en, wat betreft [Y] , de periode van 27 december 2018 tot de datum van het bestreden vonnis, toen de vrouw [Y] uit zijn huis had meegenomen. Ook blijkt uit de overgelegde bonnen dat de man voer voor de honden kocht. Omdat partijen medio 2018 hun relatie enige tijd hadden hernieuwd, is het in die periode voorgekomen dat de honden bij de vrouw verbleven als de man naar zijn werk was.
De puppy’s die [X] heeft gekregen, hebben inmiddels allemaal een ander baasje.
3.4
Het hof overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening wie eigenaar is van de honden. Vaststaat dat de vrouw de honden begin april 2017 heeft opgehaald uit het asiel in Kroatië. Vooralsnog acht het hof aannemelijk dat de vrouw toen ook de eigendom van de honden heeft verkregen. Zowel in de Kroatische hondenpaspoorten als in het dieren gegevensregister van het Kroatische Ministerie van Landbouw staat de vrouw sinds begin april 2017 als eigenaar vermeld. De man heeft betoogd dat de vrouw de honden op dat moment op grond van tijdelijk houderschap onder zich heeft gekregen. Volgens hem is met het asiel afgesproken dat hij de honden zou kopen en heeft hij geld aan de vrouw gegeven voor de aankoop. Ook in hoger beroep heeft de man echter geen betalingsbewijzen of andere bewijzen overgelegd die deze stelling ondersteun, terwijl uit de (vertaalde, door de vrouw overgelegde) verklaring van de eigenares van het dierenasiel valt af te leiden dat de man bij haar niet bekend is, dat zij enkel met de vrouw contact heeft gehad, dat zij de vrouw als enige eigenaar kent en dat van verkoop van de honden aan de man geen sprake is geweest.
Dat de vrouw nadien de eigendom heeft overgedragen aan de man is eveneens voorshands onvoldoende aannemelijk geworden. Dit wordt door de vrouw betwist en kan niet worden afgeleid uit de overgelegde verklaringen van derden, nu deze elkaar tegenspreken. De door de man overgelegde bonnen van aankoop van dierenvoer en facturen van inentingen zeggen evenmin iets over de eigendom van de honden, te meer nu ook de vrouw dergelijke bonnen heeft overgelegd. Ditzelfde geldt voor de door partijen overgelegde stukken van de trimsalon.
De man heeft voorts aangevoerd dat hij volgens de chipgegevens de eigenaar van de honden is en dat een wijziging van de gegevens alleen door de eigenaar kan geschieden. Dit betoog kan hem niet baten. De identificatienummers van de chips die de honden in Kroatië hebben gekregen, zijn dezelfde als de identificatienummers die in de Nederlandse dierenpaspoorten staan. Dat brengt mee dat de gegevens gewijzigd moeten zijn. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw de wijziging van de gegevens met betrekking tot de eigenaar heeft doorgevoerd. Dat de man met instemming van de vrouw de gegevens heeft gewijzigd, heeft hij onvoldoende onderbouwd en wordt zelfs weersproken door de vrouw. Onder deze omstandigheden biedt de huidige registratie dan ook onvoldoende steun voor de stelling van de man dat hij eigenaar van de honden is geworden. Daarentegen wijst de door de vrouw getekende volmacht aan de stichting IFAW voor de opvang van de honden in september 2017 erop dat de vrouw in ieder geval op dat moment degene was die verantwoordelijk was voor de opvang van de honden, hetgeen naar het oordeel van het hof ook een aanwijzing vormt voor het eigendomsrecht van de vrouw en niet dat van de man.
3.5
Het voorgaande brengt mee dat het hof vooralsnog van oordeel is dat de vrouw in april 2017 eigenaar van de honden is geworden en dat de man in onvoldoende mate aannemelijk heeft kunnen maken dat de eigendom van de honden op enig moment daarna aan hem is overgedragen of anderszins op hem is overgegaan. Voor nadere bewijslevering leent deze kort gedingprocedure zich niet.
Het hof zal de man daarom gebieden de honden, die op dit moment beide bij de man verblijven aan de vrouw af te geven. Omdat partijen beiden wonen in [plaats] , zal het hof niet bepalen dat de honden op het kantoor van de advocaat van de vrouw in Almere moeten worden afgegeven, zoals door de vrouw gevorderd, maar op het kantoor van de advocaat van de man in Amsterdam. Het hof gaat ervan uit dat de advocaat van de man de vrouw zal informeren wanneer de honden zijn afgegeven, zodat zij ze kan ophalen.
Het hof zal de gevorderde dwangsom matigen tot € 100,- per dag met een maximum van € 5.000,-.
Het voorgaande geldt niet voor de puppy’s. Door de man is onweersproken gesteld dat hij deze niet meer in zijn bezit heeft, zodat hij deze ook niet kan afgeven.
3.6
Beide partijen hebben gevorderd de andere partij te veroordelen in de proceskosten van beide instanties. Naar het oordeel van het hof heeft de voorzieningenrechter in het feit dat partijen ex-partners zijn, terecht aanleiding gevonden de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis zal op dit punt worden bekrachtigd. Ook de proceskosten van het hoger beroep zullen om deze reden worden gecompenseerd als na te melden.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de vrouw is veroordeeld tot afgifte van de hond [Y] op het kantoor van haar advocaat, zodat de man [Y] daar kan ophalen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de man om [Y] en [X] binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis af te geven op het kantoor van mr. L. Kesting (AD Advocaten, Roemer Visscherstraat 24 te AMSTERDAM), opdat de vrouw [Y] en [X] daar kan ophalen;
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de veroordeling tot afgifte van [Y] en [X] , tot een maximum van € 5.000,- is bereikt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseer de kosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.A.M Tijhuis, A.R. Sturhoofd en M.C. Schenkeveld en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020.