ECLI:NL:GHAMS:2020:1193

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
8 mei 2020
Zaaknummer
200.261.026/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over publicatie van foto in huis-aan-huiskrant en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een auteursrechtelijk geschil tussen [appellante] en Rodi Media Midden Nederland B.V. [appellante] had een foto gemaakt van een uitvoering van de musical 'The Bodyguard', die zonder haar toestemming werd gepubliceerd in zowel de papieren als de online editie van de huis-aan-huiskrant 'Almere Deze Week'. Na de publicatie heeft [appellante] Rodi Media benaderd voor een schadevergoeding, maar de zaak escaleerde toen Rodi Media de foto bleef gebruiken zonder de naam van [appellante] te vermelden. In eerste aanleg heeft de kantonrechter [appellante] een schadevergoeding van € 426,-- toegewezen, maar haar vordering om het gebruik van de foto te staken werd afgewezen. [appellante] ging in hoger beroep, waarbij zij de vernietiging van het vonnis en volledige toewijzing van haar vorderingen vroeg. Rodi Media vroeg om bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft de grieven van [appellante] verworpen, o.a. omdat zij niet kon aantonen dat Rodi Media de foto nog gebruikte. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en compenseerde de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.261.026/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 6915228 CV EXPL 18-10814
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 april 2020
inzake
[appellante],
wonend te [appellante] ,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.C. Coops te Amsterdam,
tegen
RODI MEDIA MIDDEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. K.O. Valentien te Almere.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna (wederom) [appellante] en Rodi Media genoemd.
In deze zaak heeft het hof bij op 12 november 2019 uitgesproken arrest (hierna: het tussenarrest) de incidentele vordering van Rodi Media tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep afgewezen en de beslissing met betrekking tot de proceskosten in het incident aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. Ook is iedere verdere beslissing in de hoofdzaak aangehouden. Voor het verloop van het geding tot aan die datum wordt (mede) naar het tussenarrest verwezen.
Partijen hebben de zaak op 13 februari 2020 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben antwoord gegeven op door het hof gestelde vragen. Van de zijde van [appellante] is nog een (proces)kostenoverzicht in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - haar vorderingen alsnog geheel zal toewijzen, met veroordeling van Rodi Media in de volledige proceskosten van beide instanties.
Rodi Media heeft geconcludeerd tot bekrachtiging en - uitvoerbaar bij voorraad - tot veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in beide instanties.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis onder 1.1 tot en met 1.10 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof deze ook als uitgangspunt zal nemen.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak - voor zover in hoger beroep van belang - om het volgende.
3.1.1
[appellante] heeft begin juli 2017 een foto gemaakt van een uitvoering van de musical The Bodyguard. Op de foto is [A] te zien.
3.1.2
In een WhatsApp bericht heeft de moeder van [A] , [B] aan
[appellante] meegedeeld dat zij de foto van [appellante] de mooiste vond en die graag voor hem op foto af wil drukken en heeft zij gevraagd om de foto naar haar e-mail adres te sturen.
3.1.3
In reactie daarop heeft [appellante] aan de moeder van [A] bij e-mail van 7 juli 2017 bericht, voor zover van belang:
“Wat een mooi compliment dat u mijn foto het mooiste vindt! Bij deze de foto in de bijlage! Ik zou het wel erg leuk vinden om nog een keer bij een show te zijn, dus wellicht kunnen we via deze manier nog een keer regelen dat ik een keer 2 kaartjes krijg voor een show? Dan kan ik natuurlijk ook mijn camera meenemen en nog betere foto ‘s maken! Deze was nog “maar” met mn telefoon gemaakt.”
3.1.4
Bij e-mail van 7 juli 2017 heeft [B] bericht dat zij een vraag van een plaatselijk krantje had gekregen voor een interview met [A] en of het akkoord was dat de foto van [appellante] erbij werd gestuurd. Verder meldt zij dat bij plaatsing van de foto de naam onder aan de foto wordt geplaatst.
3.1.5
Op 11 juli 2017 is bij een artikel over de musical The Bodyguard op de website van de huis-aan-huiskrant Almere Deze Week de foto van [appellante] geplaatst. Rodi Media is exploitant van deze website.
3.1.6
Tevens is de foto geplaatst in de papieren editie van Almere Deze Week. Bij de
foto staat vermeld dat de foto is aangeleverd, maar de naam van [appellante] is niet vermeld.
3.1.7
Op 16 oktober 2017 heeft [appellante] zich tot de redactie van Almere Deze
Week gewend en gevraagd om een vergoeding van € 852,-- voor het plaatsen van de foto.
3.1.8
In reactie daarop heeft Rodi Media voorgesteld om alsnog de naam van [appellante] als bron te vermelden.
3.1.9
Op 24 november 2017 heeft [appellante] aan Rodi Media bericht, voor zover van belang:
“Uw voorstel was om alsnog mijn naam bij de foto te plaatsen of eventueel weg te halen. Voor mij is dit natuurlijk mosterd na de maaltijd. U zou voor deze foto normaal ook een factuur toegestuurd hebben gekregen. Omdat ik er pas achteraf achter gekomen ben dat u mijn foto hebt gebruikt, heb ik gebruik gemaakt van de tarieven van Foto Anoniem. (...) Ik begrijp heel goed dat u € 852,00 een hoog bedrag vindt en wil u hierin ook tegemoet komen. Ik wil graag schikken door het bedrag te delen. Daarbij komt het bedrag uit op € 426,00. (…)”
3.1.10
Bij brief van de gemachtigde van [appellante] van 12 december 2017 is
Rodi Media aangeschreven tot betaling van € 1.650,60.
3.2
In eerste aanleg heeft [appellante] gevorderd, samengevat, Rodi Media te gebieden om met onmiddellijke ingang ieder gebruik van de foto te staken en gestaakt te houden, op verbeurte van een dwangsom en Rodi Media te veroordelen tot betaling van € 841,25 aan schadevergoeding (gebaseerd op de tarievenlijst van de stichting FotoAnoniem) alsook van de reële buitengerechtelijke kosten en proceskosten, begroot op € 12.920,51.
3.3
De kantonrechter heeft de vordering tot staken van het gebruik van de foto afgewezen, een bedrag van € 426,-- aan schadevergoeding toegewezen, zijnde het bedrag dat [appellante] in het kader van een schikking bereid was te accepteren en de vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten afgewezen. Rodi Media is veroordeeld in de griffie- en explootkosten, de advocaatkosten zijn gecompenseerd.
3.3.1
Met betrekking tot de vordering tot staken van het gebruik van de foto heeft de kantonrechter, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, overwogen dat [appellante] niet nader heeft toegelicht en ook overigens op geen enkele wijze naar voren is gekomen dat Rodi Media de foto van [appellante] nog gebruikt, dan wel zal gebruiken zodat dit deel van de vordering - bij gebrek aan belang - wordt afgewezen (rov. 7). De schadevergoeding heeft hij voor het in eerste instantie door [appellante] gevraagde bedrag van € 426,-- toegewezen; voor het meerdere was onvoldoende aanleiding, aldus de kantonrechter (rov. 10). Nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld zijn de proceskosten gecompenseerd (rov. 11). De door de gemachtigde van [appellante] ingediende berekening van de kosten tot een bedrag van € 12.920,51 was naar het oordeel van de kantonrechter overigens buitensporig. De kantonrechter heeft in dit verband (ten overvloede) overwogen dat het auteursrecht is bedoeld om aan auteurs van werken een gerechtvaardigde vergoeding te geven voor het vervaardigde werk en niet voor het op de gedane wijze opdrijven van een vergoeding voor de gemachtigden, wat ook niet in het belang van de auteursrechthebbende is. Dat een door [appellante] met haar mobiel gemaakte foto tijdens een uitvoering, waarvan zij zelf meent dat een vergoeding van € 426,-- afdoende is, tot een zo hoge kostenpost leidt, is niet te rechtvaardigen, aldus nog steeds de kantonrechter (rov. 12).
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] op met twee grieven.
3.5
Grief 1van [appellante] is gericht tegen afwijzing van de verbodsvordering als hiervoor onder 3.3.1 weergegeven. Het belang van [appellante] bij haar vordering is er niet alleen in gelegen dat Rodi Media de foto pas na herhaaldelijke verzoeken online heeft verwijderd maar ook dat zij de inbreuk betwist zodat het risico bestaat dat Rodi Media de foto (die nog in haar bezit is) blijft gebruiken. De krant waarin de foto is opgenomen, was ten tijde van het geschil nog opvraagbaar, aldus [appellante] .
3.5.1
Het hof stelt vast dat [appellante] ook in hoger beroep geen concrete stellingen heeft ingenomen, laat staan met feitenmateriaal heeft onderbouwd, waaruit afgeleid kan worden dat Rodi Media de omstreden foto nog gebruikt en niet van haar website heeft verwijderd dan wel dat de krant met deze foto ten tijde van de onderhavige procedure nog opvraagbaar was bij Rodia Media. Evenals de kantonrechter acht het hof de verbodsvordering bij gebrek aan belang niet toewijsbaar. De grief slaagt niet.
3.6
Grief 2is gericht tegen de proceskostenveroordeling c.q. compensatie van kosten en de overweging van de kantonrechter dat de namens [appellante] ingediende berekening van de kosten tot een bedrag van € 12.920,51 buitensporig is. Volgens [appellante] zijn deze kosten door toedoen van Rodi Media noodzakelijk gemaakt en is het recht op volledige proceskostenveroordeling in de zin van 1019h Rv voor deze situatie geschreven. De billijkheid verzet zich niet tegen toewijzing, terwijl toepassing van het kantonliquidatietarief geen recht doet aan de onderhavige procedure aldus [appellante] .
3.6.1
Ter beoordeling staat of de door [appellante] gevorderde volledige proceskostenveroordeling van nagenoeg € 13.000,-- redelijk en evenredig is. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de door [appellante] ingediende berekening in het licht van het betrokken belang buitensporig is, nog daargelaten dat het aantal gemaakte uren door Rodi Media gemotiveerd wordt betwist en dat de kantonrechter een deel van de vordering blijkens het voorgaande (rov. 3.5) terecht heeft afgewezen. Van redelijke en evenredige proceskosten kan niet worden gesproken, terwijl ook de billijkheid zich verzet tegen toewijzing. Grief 2 heeft geen succes.
3.7
De conclusie is dat beide grieven falen en het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De kosten van het principaal hoger beroep komen ten laste van [appellante] . De incidentele vordering van Rodi Media tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft het hof bij tussenarrest afgewezen, zodat Rodi Media de kosten van het incidenteel hoger beroep dient te dragen. Het hof ziet hierin aanleiding de proceskosten in hoger beroep te compenseren.
3.8
Het door [appellante] gedane bewijsaanbod zal als niet ter zake dienend worden gepasseerd, omdat er geen (voldoende concrete) stellingen te bewijzen zijn aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel moeten leiden.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
compenseert de kosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, E.M. Polak en A.W.G. Artz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020.